De kronieken van IKS zijn ontstaan uit een e-mailing tussen Ivo, een collega van mij, en mijzelf in de zomer van 2005. Ivo begon met een verhaal en stuurde dat naar mij waarna ik een stukje schreef en het weer terug naar Ivo stuurde. Gaande weg ontstond er een een complete fantasie wereld met bergen, rivieren, oceanen, steden en koninkrijken bevolkt door mensen en allerlei andere vreemde wezens. IKS is niets meer dan de naam van het continent waar ons eerste verhaal zich afspeelde. IKS II is ons tweede verhaal waaraan wij begonnen in augustus 2006 en waaraan wij nog steeds bezig zijn.

Ons verhaal tot nu toe:

Langzaam ging de zon onder. Weldra zou de hitte van de dag plaatsmaken voor de koelte van de nacht. Stapvoets reed Tamir over de stoffige weg in de wetenschap dat de herberg nu snel in zicht moest komen. De laatste twee dagen had hij in de openlucht moeten overnachten. Hoewel het niet koud was 's nachts en hij goed op een harde ondergrond kon slapen zou een nacht in een echt bed en een dak boven zijn hoofd hem goed doen. Voorzichtig spoorde hij zijn paard aan tot een korte draf.

Kreunend steeg Tamir af op het erf van de herberg. Een staljongen kwam aangerend en nam de teugels van het paard over. Tamir gooide hem een koper stuk toe dat de jongen handig opving. 'Dank u heer' zei de jongen. Tamir glimlachte om de beleefdheid van de jongen en stapte de herberg binnen.

Het was rustig in de gelachkamer van de herberg. Slechts enkele tafeltjes waren bezet. Vier mannen zaten zwijgend Kiram te spelen. In de hoek zaten twee andere mannen zachtjes te praten. Het waren woudlopers aan hun kledij te zien. Aan de linker wand zaten twee dwergen te luisteren naar een minstreel die een luit bespeelde. Hoewel de minstreel niet eens slecht speelde was de gulheid van de twee dwergen toch meer te wijten aan de staat van hun dronkenschap dan aan de kwaliteit van het spel van de minstreel. Tamir kon wel om de twee lachen. Het waren goede lieden, altijd oprecht en recht door zee. Tamir liep naar de tapkast.

De herbergier was een dikke man met een rond gezicht. Er sprak vriendelijkeheid uit zijn houding en manier van doen. De man legde de handen plat op te tapkast 'Gegroet heer...?'. 'Tamir, noem mij maar gewoon Tamir' zei Tamir. De herbergier glimlachte even. 'Goed dan, wat kan ik voor u doen, Gewoon Tamir?'. Tamir glimlachte terug 'Een maaltijd en een kamer voor de nacht alstublieft'. De herbergier wierp een blik op een krijtbord achter hem. 'Dat kan'. De herbergier draaide zich om en riep in de richting van de keuken 'Sarah', en daarna tegen Tamir 'Neem plaats, mijn dochter komt zo uw bestelling opnemen'.

De maaltijd was sober maar smaakvol. Beter dan in menig ander herberg waar hij op zijn reis was geweest. De rest van de avond bleef het rustig. Halverwege was de herbergier bij hem aangeschoven en had hem gezelschap geboden tot het voor iedereen tijd was om de slaapkamers op te zoeken.

Snel sliep Tamir in. De hitte van de dag en de lange dagen in het zadel waren zelfs voor hem vermoeiend. Diep in slaap was hij toen hij uit zijn slaap opschrok. Hij hoorde geklop op de deur beneden, het opengaan van een deur en gekraak van de trap. Het was zijn aangeboren talent om wakker te worden van ieder onnatuurlijk geluid. Daarom kon hij ook nooit goed slapen in de grote steden. Zijn nieuwsgierigheid won het van zijn slaap en hij besloot te gaan kijken wat hem uit zijn slaap had gehaald. Geruisloos stond hij op, deed zijn deur open en keek langs de trap de gelachkamer in. De herbergier stond in zijn nachtgewaad bij de deur, zijn dochter iets daarachter met een kandelaar met drie kaarsen in haar hand. Nadat er nogmaals geklopt werd deed de herbergier langzaam de deur open. In plaast van een reiziger in de deur opening te zien keek hij de nacht in. Zijn ogen gingen naar beneden en vlak voor de deur lag een zwaar gewonde man. De tuniek was besmeurd met bloed en er staken twee pijlen uit de man's rug. Een van zijn armen hield hij strak langs zijn lichaam, er zat een onnatuurlijke hoek in zijn elleboog. De man tilde zijn gezicht op en de herbergier deinsde achteruit. Een korte gil ontsnapte aan de lippen van de herbergiers dochter. Over het gezicht van de man liepen twee diepen sneden waaruit bloed sijpelde. Zijn ogen stonden leeg. Met raspende stem sprak hij 'Belangrijke berichten voor hertog Jivaco van Bargos'. Zijn gezicht zakte weer naar de grond. Met de arm die niet gewond was leunde hij op een buidel die hij bij zich had.
Martijn 05-08-2006

Om alles nog beter te zien schoof Tamir wat naar voren, waardoor de planken onder zijn voeten zacht kraakte. De waard keek om en zag hem bovenaan de trap staan:"Sta daar niet te luistervinken, jongheer (gewoon) Tamir, maar help me liever deze man naar binnen te dragen." Zonder te twijfelen snelde hij in zijn slaapschort naar beneden en hield de waard om de gewonde man naar binnen te tillen. De dochter schoof het onafgemaakte spel kiram aan de kant en de twee legde de gewonde man op de tafel.

Zonder te weten wat ze deden scheurde ze zijn kleren kapot om de wonden beter te kunnen zien, maar daarna deden ze niks. Tamir keek de waard aan en dacht dat hij wel wist wat te doen. De waard keek op zijn beurt weer naar Tamir, want zijn kennis van koken deed zijn kennis van heelkunde verbleken tot een korreltje zand in de woestijn. Het werd ongemakkelijk stil in de kamer, maar een paar tellen later schrokken ze op van geluid uit de keuken.

De dochter van de waard kwam de keuken uit met twee kannen en een paar lappen. "Vader, vul deze met de sterkste drank die je hebt en jij jongeheer Tamir haal buiten water uit de put." De twee mannen keken elkaar aan en glimlachten, als twee hazen grepen ze een kan en ging hun kant op. "Ik heb hele sterke drank, reken daar maar op Sarah" Ze vertrok geen spier, maar begon meteen de gewonde man te verzorgen.

Tamir kwam buiten en keek waar de put was. Nog geen tien meter van de herberg zag hij de put. Hij greep een lamp en rende naar de put. Tamir hing de lamp op en met een vingervlugheid draaide hij de slagpin van het mechaniek en hoorde even later de emmer in het water vallen. Het was geen grote emmer dus het takelen was zo gebeurd. Tamir spoog in zijn handen en wreef erin, hij draaide de slagpin weer in de takelstand en draaide met de hendel de emmer langzaam naar boven.

Drie paar ogen keken hem vanuit het struikgewas aan:"Wat doen we nu?" De kleine dwerg sprak de roodbaardige dwerg aan"Je weet wat meester zei…het is onze taak om te zorgen dat de informatie niet uitlekt. De bezorger weet niks en die paar mensen ook niet, althans dat hoop ik voor hun, gna gna gna." De derde dwerg stompte zijn makker in zijn zij:"Kalm nu, IJzerpijp, je bijl is niet je enige wapen." De roodharige keek IJzerpijp aan:"Ja altijd maar geweld, Glimbaard heeft gelijkt, we kunnen beter een plan bedenken." Glimbaard zuchtte:"Zeg Eerbijl, heb je niet staan luisteren. We moeten die brief en de buidel pakken en overhoren of de waard niks weet. Aangezien jullie daarstraks als een stelletje lamzakken in de herberg stonden te lanterfanten moeten jullie je nu vermommen, bergrepen" Eerbijl lachte naar Ijzerpijp en hij lachte terug:"Hehe, dat is leuk…verkleden." Glimbaard haalde uit met een tak en raakte zijn makkers op hun hoofd…"stelletje dombo's"

Tamir schonk het koude water in de kan, pakte de lamp en rende terug naar de herberg. Hij zette zijn rug tegen de deur en duwde hem langzaam open "Hier is het water…" Hij draaide zich de kamer in en schrok, hij zag de waard gestrekt op de vloer liggen. "Sarah draaide zich om:"Oh let maar niet op mijn vader, hij kan niet tegen bloed…kom me even helpen." Tamir keek nog even naar de waard en zette de kan met water naast Sarah. Hij begon al haar aanwijzingen op te volgen. Dit ging nog eens lukken.
Ivo 07-08-2006

De handen van Sarah ging vaardig te werk. Tamir kon alleen maar bewondering hebben, 'je schijnt wel te weten wat je doet'. Sarah schonk hem een kleine glimlach, 'wat wil je, zoals je ziet heb je niet zoveel aan mijn vader als een knokpartij op bloedvergieten uitdraaid'. Tamir beaamde dat, knokpartijen waren nou eenmaal niet te voorkomen in een herberg. In de stad waren herbergen waar het elke nacht raak was. Een luide kreun deed hen beide naar de vloer kijken waar een versufde herbergier onhandig overeind kwam. 'Is het bloeden gestelpt?'. Tamir reikte de herbergier een hand toe en trok hem omhoog. Sarah was net klaar met de laatste hechting. 'Zo dat is ook weer gebeurd, laten we hem naar boven brengen, ik zal bij hem blijven voor het geval hij wakker wordt. Tamir en de herbergier droegen de koerier voorzichtig naar boven.

'Hebben jullie dan werkelijk geen verstand?'. Glimbaards ogen schoten vuur. Eerbijl en Ijzerenpijp schrokken van Glimbaards reactie. Het was zeer ongewoon voor een dwerg om mede ras genoten zo aan te spreken. Glimbaard zag de reactie en en hij vervolgde op zachtere toon. 'Onze opdracht was om ervoor te zorgen dat het bericht van de koerier Jivaco niet zou bereiken, nu Driscal's mannen hun taak niet goed hebben uitgevoerd is het onze taak om te zorgen dat wij dat bericht in handen krijgen. Snappen jullie het nu eindelijk?'. Glimbaard wachte even tot beide dwergen knikte. 'Het belangrijkste is nu om erachter te komen of die koerier iets gezegd heeft over zijn bestemming en of het bericht aan Jivaco al gelezen is, maar zolang het zegel niet verbroken is hoeven we daar niet bang voor te zijn.

Een hoestbui deed Sarah opschrikken uit haar lichte sluimering. De koeriers ogen waren open maar zijn gezicht was van pijn vertrokken. Voorzichtig hielp ze hem overeind tot zittende positie zodat hij het opgehoeste bloed uit kon spugen. Sarah voelde 's mans kracht weer wegvloeien en liet hem weer zakken. 'Waar zijn de berichten?' vroeg de koerier met raspende stem. Sarah keek even door de kamer. 'Ze liggen daar op die stoel'. De koerier sloot weer zijn ogen 'Gelukkig'. 'Luister, ik ben drie dagen geleden vertrokken uit Omaru met berichten voor Jivaco, hertog van Bargos. De hertog van Omaru zei mij dat het zeer belangrijke berichten waren die ik persoonlijk aan Jivaco moest overhandigen. Normaal gesproken hoef ik ze alleen maar aan een klerk af te geven. Gisteren tegen de avond werd ik overvallen. Mijn paard werk geraak door een pijl en steigerde waardoor ik werd afgeworpen. Ik wist mijn val op het nippertje te breken wat mijn redding werd want direct daarop werd ik aangevallen door een man met een kromzwaard. Ik wist de man te overmeesteren en rende mijn paard achterna maar werd nog geraakt door twee pijlen. Mijn leren reiskleding heeft mij het leven gered want zonder waren die pijlen veel verder mijn lichaam ingedrongen.' De koerier kreeg zichtbaar steeds meer moeite met spreken. 'De berichten moe-ten naar Baragos.' De man zakte weer weg. Sarah keek op en zag Tamir in de deuropening staan.
Martijn 13-08-2006

"Nee wacht…dit kan gewoon niet goed gaan" riep Glimbaard. De roodharig Eerbijl keek om:"Jeetje, jij weet ook niet wat je wilt…herberg bestormen, herberg niet bestormen, verkleden, niet verkleden." Ondertussen was IJzerpijp gestopt met het slijpen van zijn bijl en keek Glimbaard aan alsof hij tegen hem wilde zeggen: Ja wat wil je nou eigenlijk. Glimbaard streek over zijn zilvergrijze baard:"Ehm, nou ja, het viel me gewoon in dat jullie teveel opvallen en die herberg instormen is nu ook niet echt slim. Als jullie nu niet een pot bier waren gaan drinken was het misschien wat makkelijker, maar ik wil nu eenmaal niet dat wij dwergen hier de schuld van krijgen." Ijzerpijp ging door met slijpen en keek Eerbijl aan alsof die hem wilde zeggen: glimbaard heeft wel gelijk. Eerbijl ging op een steen zitten:"En nu? Heb je al een plan?" Glimbaard lachtte:"Maar natuurlijk mijn dwergvrienden…"

Ze deed de deur zacht achter zich dicht. "Kom mee naar de keuken, dan praten we daar verder." Tamir volgde Sarah de trap af en achter de tap de keuken in. De waard zat aan tafel en pakte snel drie bekers en een kan met bier. Nadat ze alle drie aan tafel zaten en van een beker met schuimkraag waren voorzien, begon tamir te spreken:"Ik wil die berichten wel meenemen, ik ben op doorreis naar mijn familie in het hertogdom ten westen van Bargos. Zoals je ziet reis ik dus een stuk door Bargos. Er is niemand die mij verdenkt, dus komen die berichten makkelijk aan." De waard keek hem ongerust aan. Hij roffelde met zijn vingers op tafel:"Er ligt boven een zwaar gewonde man, omdat hij niet wist wat hij bij zich had. Ik hoop dat je begrijpt dat er mensen zijn die jou gaan zoeken, omdat die berichten niet meer hier zijn." Tamir keek hem aan:"Maar wie denkt er nu aan mij?" Sarah stond op:"Jij bent de enige die naar Bargos gaat vanuit deze herberg, jij bent automatisch de eerste persoon die ze moeten hebben." "En toch ga ik…"

De zon verscheen aan de horizon en zette het dauw in het licht. De druppeltjes glommen als parels aan de blaadjes en de graspollen. Eerbijl werd wakker geschud door glimbaard:"wakker worden Eerbijl…het is jou wachtbeurt." Glimbaard draaide zich om en ging een plekje zoeken om te slapen, terwijl Eerbijl de slaap uit zijn ogen wreef. "Jeetje, wat kan die IJzerpijp snurken" mompelde hij. Nog nauwelijks zijn ogen dicht gedaan stond Eerbijl alweer aan zijn mouw te trekken:"Ehm glim…er gaat iemand vertrekken uit de herberg. Het is die man bij de put van vannacht. Glimbaard sprong op en trapte Ijzerpijp tegen zijn benen. "Uh..zz…wat!…oorlog…brand!" Ijzerpijp sprong op met zijn ogen nog dicht van de slaap en zwiepte met zijn bijl al heen en weer. "Oke let op…Jullie weten het plan nu. Ik volg deze kerel en zoek uit of deze de berichten heeft. Ijzerpijp doet hetzelfde met de volgende die vertrekt en Eerbijl gaat rondvragen in de herberg. We spreken weer op deze plek af over 2 dagen bij het breken van de dag. En denk eraan die documenten zijn veel geld waard, dus doe een beetje voorzichtig." Glimbaard knikte en rende het struikgewas uit en rende het pad af.
Ivo 14-08-2006

Uitgeslapen was Tamir allerminst, graag zou hij nog een nacht in de herberg blijven maar door de gebeurtenissen van de afgelopen nacht moest hij nu wel haast maken, in ieder geval tot aan Bargos. Hij snoof de frisse buitenlucht op en de koelte van de ochtend tintelende in zijn neus. Snel zou de zon de frisse ochtend verdrijven en kijkend naar de strak blauwe hemel wist Tamir dat het weer een hete dag zou worden. De herbergier had hem de vorige avond verteld dat iets verder naar het westen een beek zich bij de weg zou voegen tot aan Bargos zodat hij zijn paard regelmatig kon drenken. Tegen de avond zou hij een herberg moeten vinden en vanaf daar zou het nog maar drie dagen zijn tot aan Bargos.

Tamir liep de stal in. De staljongen stond al klaar met zijn paard aan de teugel. Het dier was goed verzorgd, het stof van de afgelopen dagen was weg en de vacht van het dier glom weer. Tamir knikte goedkeurend en gaf de stalknecht drie koperstukken. De ogen van de jongen werden groot, 'Dank u Heer'. Tamir nam zijn paard mee naar buiten en liep daarna terug de herberg in.

Sarah stond achter de tapkast al klaar met zijn reisbuidel. 'Luister, de koerier is akkoord gegaan met jou voorstel. Hij zal de eerste week zeker niet kunnen rijden.'
Sarah zweeg even. 'Je weet dat je gevaar loop niet waar?'. Tamir knikte. 'Jullie gaan ervan uit dat die overvallers weten dat de koerier deze herberg heeft weten te bereiken en dat de berichten niet meer hier zijn. Maar het is best mogelijk dat ze dat allemaal niet weten. In dat geval ben ik al ver weg voor ze zover zijn'. 'En als ze dat wel al weten?' vroeg Sarah. 'Dan moet ik voort maken, er is toch geen beter alternatief, die berichten moeten gewoon zo snel mogelijk naar Bargos dat heeft die aanval op de koerier wel bevestigd.' Sarah zuchtte 'Ik wens je in ieder geval veel succes. Als je ooit nog langs deze weg terugkomt, vergeet dan niet even binnen te lopen'. 'Zal ik zeker doen' antwoorde Tamir en vertrok.

Tamir's inschatting van het weer was wederom correct. Het was zo mogelijk nog heter dan de vorige dag. Hij had het punt bereikt waar het beekje en de weg zich bij elkaar voegden en had daar even rust genomen. Slechts een enkele keer kwam hij ander verkeer tegen. Maar niets wees erop dat hij gevolgd werd en gaande weg begon hij zich wat te ontspannen. De berichten had hij onder zijn tuniek verborgen. De buidel van de koerier had hij in de herberg achtergelaten. Afgezien van het feit dat zijn rugzak weer wat gevulder was, was er niets dat erop wees dat hij de berichten van de koerier had overgenomen.

Drie uur nadat de zon haar hoogste punt had bereikt kwam de herberg al in zicht. De reis was toch sneller gegaan dan hij gedacht had. Hoewel het nog vroeg was besloot hij toch maar te stoppen. De hitte van de dag was zowel voor hem als het paard zwaar geweest. De herberg was niet veel groter dan de vorige maar zeker niet beter onderhouden. Het uithangbord was zwaar verweerd en haast onleesbaar en de luiken voor de ramen hingen zo scheef dat ze waarschijnlijk ook niet meer dicht gingen. Voor de herberg stond een grote boom met daar onder een bankje. Op het bankje zat een dwerg met een zilvergrijze baard een pijp te roken.
Martijn 20-08-2006

Tamir reed langs het bankje met de dwerg richting herberg totdat de dwerg begon te spreken:"Het is niet zo'n frisse herberg…" Tamir draaide zijn hoofd naar de dwerg:"Ja, maar er is mij vertelt dat dit de enige herberg is, dus ik heb niet zoveel keus…" De dwerg begon te lachen:"U heb gelijk heer, ik zit ook aan deze herberg vast, maar met dit mooie weer ga ik lekker buiten slapen." Tamir sprong van zijn paard en greep de teugels bijeen:"daar heeft u een punt, maar ik ga toch een gokje binnen wagen." Hij draaide zich naar de dwerg, maar deze was al naar Tamir gelopen. Hij zag dat het vrij grote dwerg was die al reikte tot aan zijn borstkas en zoals dat bij dwergen hoorde was ook deze net zo breed als dat die hoog was. De dwerg stak een hand uit, zoals dat onder mensen ging:"Mijn naam is glimbaard." Tamir gaf de dwerg een hand:"Tamir Ynoszoon" De dwerg deed zijn pijp weg en keek de lange man aan:"Kan ik de zoon van Ynos uitnodigen voor een spelletje Kiram en een pot bier?" Tamir moest glimlachen:"Dat is prima, alhoewel ik het spel nog niet heel goed ken, zal ik mijn best doen, maar eerst mijn paard en ik onderdak en eten regelen."

IJzerpijp bleef even in de deuropening staan en keek rond. Er zaten drie soldaten aan de rechterkant en een paar krasse boeren aan de tafel links bij de tap. Zelf koos hij een tafeltje bij de deur, voor het geval dat. De dwerg gromde een beetje, want de stoelen waren gemaakt voor mensen. Dus IJzerpijp, die toch al niet de grootste was, moest weer klimmen. Nog niet helemaal recht op de stoel of hij werd al aangekeken door twee blauwe ogen:"Als u hier nog vaker komt zal mijn vader nog wel een tafel maken voor uw lengte" Het koste hem moeite om een glimlach te onderdrukken en deed dat dus maar niet."Doe mij maar een pot bier, nee twee, want mijn roodharige vriend kan zo komen" Vanuit zijn positie zag hij de vrouw naar de tap lopen waar ze heel handig een boer een klap op zijn knuisten gaf voordat deze haar achterwerk zouden bereiken. De drie soldaten keken weg toen hij hun richting uit keek. Die mannen waren nergens goed voor bedacht IJzerpijp. Ze leken dan wel in dienst van de hertog in dit gebied, maar evengoed deden ze bijklussen voor Driscal. Voor het zelfde geld zochten zij nu ook naar de berichten. Bij de dwerg ging een lichtje branden…glimbaard, eerbijl en hij waren zeker niet de enige die naar die perkamenten zochten, want het was een hoge beloning. Hij dacht aan Eerbijl die nu stiekem in de kamers aan het zoeken was, maar hij dacht ook aan glimbaard, die waarschijnlijk nog aangezien kon worden voor de persoon met de berichten. De gedachten schoten bij IJzerpijp door zijn hoofd totdat twee potten bier voor zijn neus werd gezet:"Alstublieft, dat is dan 8 koperstukken"

Eerbijl had er schoon genoeg van. Uiteindelijk had hij een kamer gevonden met een gewonde man, maar nergens een spoor van de berichten. Hij sloop de kamer uit en liep zonder na te denken de trap af de gelachkamer in. De trap kraakte en meteen keken er een heleboel ogen naar hem. "O, misschien niet zo heel verstandig om via deze weg naar beneden te gaan…" zei hij zacht. Zo kwam eerbijl al vaker in de nesten, hij moest toch eens leren om te gaan met zijn hersenen en niet met zijn vechtlust. Net als ijzerpijp waren hun twee maar al te graag bereid om een potje te vechten, maakte niet uit met wie. En als er niemand was, gingen ze maar zelf op de vuist. Aan zijn bevroren toestand kwam een eind toen de waard onder aan de trap verscheen:"Wat doet u daarboven, u mag daar niet komen als u geen kamer heeft." IJzerpijp kwam aangeholt:"Pfff, niet alweer Eerbijl, hoe vaak moet ik het je zeggen, eerst een kamer huren en dan pas naar de kamer." Hij keek de waard aan:"We drinken eerst onze pot bier en komen dan wel even langs, we willen een nacht blijven slapen." De waard keek de dwergen aan en was perplex…"ehm…ja…prima, laat het bier smaken." Eerbijl liep naar beneden en kreeg een donderblik van IJzerpijp.

"Ik vertrouw het niet…dwergen slapen nauwelijks in een bed van mensen, is hun veel te zacht. Bovendien vind ik het vreemd dat die lange boven bij de kamers was. Ik ga een kijkje nemen." Sarah draaide zich om en liep naar de trap achterin. Haar vader hield haar tegen:"Het zijn dwergen, misschien willen ze die papieren, maar ze zijn niet degene die de boodschapper hebben verwondt. De pijlen waren te lang en kwamen van handbogen, die kunnen dwergen niet gebruiken. We moeten waakzaam blijven." Sarah knikte:"Daar heb je gelijk pap, maar toch vertrouw ik het niet." Ze greep de leuning en liep de trap op.
Ivo 12-09-2006

Sarah keek om het hoekje van de deur. De boodschapper lag nog rustig te slapen, zijn ademhaling was al veel minder oppervlakkig er er was weer wat kleur in de mans gezicht teruggekeerd. Zachtjes liep ze de kamer binnen totdat ze zand onder haar voet hoorde knerpen. Toen ze wat beter keek zach ze nog enkele opgedroogde modder resten in de kamer liggen, het was niet veel maar het lag er wel degelijk. Net wilde ze de kamer verlaten toen de koerier begon te spreken. 'Er was net iemand in mijn kamer. Ik hoorde hem in mijn berichten tas zoeken. Waarschijnlijk vond hij niet wat hij zocht want ik hoorde hem zacht vloeken.... een dwergen vloek. Die dwerg moet op zoek zijn naar de berichten voor de hertog van Baragos'. Sarah had zich net omgedraaid om nog iets te vragen maar zag dat de man alweer in slaap was gevallen. "En" dacht ze bij zichzelf ik weet eigenlijk al genoeg.

De dwerg zat al aan een tafeltje toen Tamir de herberg binnen kwam. De dikke herbergier kwam net aan met twee grote kroezen bier. De dwerg glimlachte naar Tamir 'Het mag dan geen dwergen bier zijn maar als je er genoeg van drinkt bereik je hetzelfde effect'. Tamir lachtte met de dwerg mee. Na een flinke teug waarbij de kroes voor de helft geledigd werd begon de dwerg de kaarten te delen. Tamir keek de dwerg stomverbaasd aan. Glimbaard keken even opzij en zag Tamir's open mond. 'Zoals ik al zei, als je er genoeg van drinkt bereik je hetzelfde effect' en ging nonchalant door met het delen van de kaarten. Tamir kwam bij zijn positieven. Na een paar keer diep ademhalen zette hij de kroes aan zijn mond en dronk zijn kroes in één keer leeg. Met een harde boer zette hij zijn kroes met een harde klap op tafel en keek de dwerg uitdagend aan. Het gezicht van de dwerg spleet in een grijns. 'Nog eentje?' vroeg Tamir.

'Vader ik moet gaan! Er ligt boven een zwaar gewonde man en het eerste wat hij zei toen we hem vonden was dat hij belangrijke berichten bij had. Dan is er een dwerg die het waagt om op klaar lichte dag de buidel van die koerier te doorzoeken. Tamir is op weg met die berichten en volgens mij beseft hij niet eens in welk gevaar hij zich eigenlijk bevindt'. 'Maar dat is ons probleem toch niet meer, we hebben alles gedaan wat we konden... Blijf toch hier'. smeekte de herbergier. 'Begrijp je er dan werkelijk niets van vader? Wat denk je dat er met deze herberg gebeurd als Jivaco van Bargos of de hertog van Omaru ontdekken dat die koerier hier is geweest. En dat we die berichten, waarvan nu wel duidelijk is dat ze van het allergootste belang zijn, aan een gewone reiziger hebben meegegeven?' De herbergier boog het hoofd. Daarna keek hij zijn dochter aan. 'Goed, neem mijn paard maar wees voorzichtig ik zou je moeder niet onder ogen durven komen als je niet terugkomt'. ' Pa, moeder is dood'. 'Precies wat ik bedoel' antwoorde de herbergier. Sarah gaf haar vader een vluchtige kus en vertrok via de achterdeur naar de stal.

Tamir had het spel kiram nooit goed onder de knie gekregen maar deze dwerg kon er werkelijk niets van. Samen met de licht benevelde toestand van de twee leidde dit regelmatig tot hilarische toestanden tot groot genoegen van andere gasten die flink meededen. Uiteindelijk besloot Tamir toch maar naar bed te gaan als hij de volgende dag niet al te veel tijd wou verliezen en wenste de dwerg en de rest van de gasten een goede nacht. Tamir liep de trap op liep over de gang en deed de deur naar zijn kamer open. Zij ogen werden groot toen hij de kamer in keek. Op zijn bed lag een naakte vrouw. 'Hallo schatje ik lag al op je te wachten'. In één klap van Tamir weer brood nuchter. Tamir stamelde een paar onverstaanbare woorden en schuifelde voorizichtig achteruit en sloot de deur. Zwabberend op zijn benen liep hij de trap af. Een bulderend gelach klonk van de overgebleven gasten. 'En een beetje te veel gezopen?' riep een man met een borst als een kleerkast. 'Ik geloof dat ik vannacht maar buitenslaap' wist Tamir uit te brengen dat een nieuw lach salvo opleverde.

Buiten trof hij de dwerg aan die al lag te slapen. Tamir rolde zijn slaapmat uit ging liggen maar hij kon de slaap niet vatte. Net toen hij zijn ogen dicht had hoorde hij de dwerg op staan. Het geluid van een mes dat uit de schede werd getrokken. In een reflex schoot zijn arm naar voren en klemde zich om de pols van de hand van de dwerg waar in het mes had. Het mes suisde omlaag. Vlak voor Tamir's keel kwam het mes tot stilstand. De dwerg oefende meer kracht uit en Tamir zag het mes nog dichterbij komen. Tamir zette zijn voeten tegen de buik van de dwerg en wierp de dwerg achteruit. Meteen dook Tamir op de dwerg af maar de dwerg was snel en twee handen sloten zich rond zijn keel. Tamir spartelde maar kon de dwerg niet hard genoeg raken. De dwerg rolde zich om en kwam boven op Tamir terecht waardoor de dwerg nog meer kracht kon zetten. De lucht in Tamir's longen brandde. Toen verslapte plotseling de greep om zijn keel. De ogen van de dwerg rolden omhoog in hun kassen en dwerg rolde levenloos opzij. Tamir kwam moeizaam in zittende houding overeind en keek recht in twee blauwe ogen. Langzaam liet de vrouw de kruisboog zakken.
Martijn 18-09-2006

Het draaide Tamir in zijn hoofd. "Verrek, wat zijn die dwergen sterk, ook al zijn ze klein." Zijn blik was wazig en kon niet helder nadenken. Het ging allemaal zo snel, hij was moe en dronken waarna hij opeens dat mes zag en die handen om zijn keel voelde die plots verslapte en de dwerg van hem afviel. Hij besefte hoeveel geluk hij had, net als vroeger. Hij keek omhoog en zocht zijn redder, die geknield bij de dwerg zat. Hij wilde wat zeggen, maar zijn keel deed nog zeer en het leek alsof er hout in zijn keel zat. "Die dwerg, isch hij dood," schraapte hij. Sarah stond op en liet hem de pijl zien. Hij kon het niet goed zien maar het was een dikke stok met op de botte zijde een heel kort spits puntje. "Kijk hier, de dikke stok duwt het pijltje door zijn huid, maar blijft zelf buiten. Ideaal voor slaapmiddelen en een kruisboog. Voor de dwerg heb ik maar een extra sterk middeltje genomen, dus die slaapt nog wel een dagje." Tamir voelde zich opgelucht dat de dwerg niet dood was. Hij verafschuwde de dood een beetje sinds de pest veel mensen uit zijn dorp had geruimd. Daarnaast wilde hij ook wel wat antwoorden.

Hij voelde een prik en zijn rug begon te tintelen. Hij zag de omgeving wit worden en toen donker. Zijn ogen vielen dicht en voelde zich nog net tegen de grond aan kwakken, toen werd het donker. Glimbaard liep rond in het niets en begon zich af te vragen waar hij was. Na een tijdje begon hij aan het donker te wennen en bemerkte dat hij iets kon zien maar het daar nog veel te donker voor was. Het duurde wel een paar uur voordat hij doorhad wat er nu toch de hele tijd duidelijker zichtbaarder werd. Heel traag verschenen contouren en lijnen van een stoel. Het ging steeds sneller en sneller, en het beeld om hem heen werd steeds tastbaarder en reëel. Als dwerg was glimbaard niet gauw ergens van onder de indruk, maar dit was iets dat hij nog nooit meegemaakt, en toch bleef hij vreselijk gevoelloos onder alles. De lijnen en strepen werden een stoel, en deze werd op zijn beurt weer een gouden stoel die na verloop van tijd met allemaal smaragden, robijnen en andere juwelen werd bekleed. Een kamer werd duidelijk en 2 gigantische deuren aan het einde van de ruimte stonden daar in het goud te fonkelen. Glimbaard kon de muren aanraken en de houten vloer ruiken. Dit was een mooi koningsoptrekje dacht glimbaard maar was nog niet klaar met die zin of de deuren sloegen open en een fel licht scheen de kamer in. Precies in het midden zag hij een figuur naar voren stappen. "Glimbaard, glimbaard, glimbaard…je hebt een lange reis gemaakt om hier te komen…" De figuur stapte naar voren en glimbaard zag dat hij in een harnas van goud gestoken zat dat aan alle kanten glom. De deuren draaide dicht en het licht dimde. Glimbaard zag dat het een dwerg was van ondwergelijke grootte met een gigantische kristallen bijl over zijn schouder. Zijn baard was wit en lang en dun, maar typisch dwergs. Twee zwarte ogen keken glimbaard aan…"je moest hem beschermen…" Glimbaard zat ineengedoken als eer bewijs aan deze dwerggod, maar keek op:"Ik beschermen, maar wie dan…" De gouden reus greep zijn bijl en zwaaide ermee naar de grond. Op de plek waar de bijl neerkwam begon de vloer te barsten alsof die van glas was. De scheuren schoten over de grond en onder glimbaard door. In een mum van tijd stond de hele kamer op barsten. Met een ruk trok hij de bijl uit de vloer en de vloer begon in stukken te vallen. Ook glimbaard schrok en begon achteruit te lopen, maar om hem heen brak de vloer en ook hij viel naar beneden…zacht hoorde hij de dwerggod nog praten:"niets is toeval" De val was lang en glimbaard begon zich af te vragen of er een einde aan kwam. Hij knalde op de grond en rook gras. Hij keek om zich heen en zag dat hij op een bospad lag. Hij probeerde op te staan, maar zijn armen en benen waren vastgebonden. Een tel later stond er een vrouw naast hem:"Ah, hij is weer wakker." Ze keek over het paard waar de dwerg net van af gekukeld was:"Tamir, hij is weer wakker. Laten we even stoppen."

De dwerg wild niks zeggen en hield voet bij stuk. Daarop waren Tamir en Sarah maar verder gereden. Ze zouden bijna het hertogdom van Omaru verlaten en Lomos inrijden. Dan was het nog maar een paar dagen tot Bargos. Tamir voelde aan zijn jas om te voelen of de brief er nog zat. Sarah keek hem aan en knikte, verder werd er niet meer gesproken tot de zon tegen de horizon begon tikken en ze hun kamp opzetten. Sarah had enkele kampspullen, eten en drinken meegenomen, zodat ze niet hoefden te stoppen om voedsel en drank in te slaan. Aan het vuur begon de dwerg te praten:"Waarom nemen jullie me mee?"
Ivo 21-09-2006

Sarah negeerde de dwerg, Tamir keek even kort naar de dwerg en richte zijn aandacht daarna weer op het vuur. "Zijn jullie getrouwd?" ging de dwerg verder. "Oh nee natuurlijk niet, gewoon goede vrienden... ik geloof er niks van". "Weet je wat ie gister tegen me zei? Hij zei dat ie jou wel een lekker ding vond Sarah". Met een ruk stond Tamir op en liep op de dwerg af. "Luister vriend, ik weet niet wat je hiermee hoopt te bereiken maar antwoord krijgen is het zeker niet. Ik was bijna dood door jou!". Tamir wilde zich net omdraaien toen de dwerg zei "Het was helemaal niet de bedoeling om je te doden, ik was alleen maar op zoek naar die berichten.". Met nauwlijks onverholen woede zijn Tamir "Hoe weet jij...". "Je houd ze goed verborgen, ik had nooit geweten dat jij ze bij had als ik niet in de herberg met jou had zitten drinken" zei de dwerg. Tamir stond even sprakeloos "Wat weet jij van de berichten". "Waarom nemen jullie me mee" kaatste de dwerg terug. Langzaam verscheen er een glimlach op Tamir's gezicht.

"Onze opdracht was om de berichten van de koerier in haden te krijgen. Driscal zou een aanval opzetten en wij waren een soort achterwacht voor het geval de koerier de aanval zou overleven wat dus ook gebeurde". "Toen de koerier zwaar gewond bij de herberg aankwam begreep ik dat het wel enige tijd kon duren voor hij weer kon rijden en ging de volgende dag achter Tamir aan voor het geval hij de berichten bij had. Mijn andere vrienden die jij in de herberg zag zouden hetzelfde doen met de volgende gast die de herberg verliet maar zouden eerst nog in de herberg zelf gaan kijken.". "Dat was waardoor ik argwaan kreeg" ging Sarah verder "Subtiliteit is niet de sterkste kant van dwergen. Toen ik die dwerg de trap af zag komen wist ik dat hij bij die koerier was geweest en dat was wat de koerier me wist te vertellen toen ik even later naar hem toe ging. Hij vertelde dat die dwerg door zijn berichten tas was gegaan. Toen besefte ik pas hoe belangrijk die berichten werkelijk waren en ging achter Tamir aan... en niet voor niets dus". "Dus Driscal weet nu dat ik die berichten bij heb?" vroeg Tamir. De dwerg sloeg zijn ogen neer "Ja, ik vrees van wel". "Nee" zei Sarah. "Voor ik achter Tamir aan ging heb ik mijn vader gevraagd of hij ervoor wou zorgen dat die dwergen de herberg niet zouden verlaten. Als mijn vader zijn werk goed gedaan heeft zullen die twee dwergen de eerste week zo ziek zijn dat ze niet eens hun bed uit kunnen komen". Eerbijl ging veder:"Ik zou ze morgenochtend weer ontmoeten bij de herberg en dan terug aan Driscal rapporteren. Maar dat zal nu niet gebeuren. In het gunstigste geval zal Driscal denken dat wij onze taak verzaakt hebben en zal hij zelf op zoek moeten gaan naar die berichten en dat levert ons tijdwinst op". "Het beste wat we nu kunnen doen is gaan slapen" zei Tamir. "De paarden hebben rust nodig en ik zelf ook. We vertrekken morgen bij het eerste licht". Ieder rolde zijn slaapmat uit en ging liggen. "Dus je vond mij een lekker ding?" zei Sarah tegen Tamir. Tamir kon een glimlach niet onderdrukken en zei "Welterusten Sarah".
Martijn 08-10-2006

De man stak zijn hand op tegen de koerier die net de kamer in kwam gestormd:"Zeg maar niks…slecht nieuws is ook slecht nieuws voor jou…en zolang het geen goed nieuws is, doe je er verstandig aan om niks te zeggen." De koerier begon bleek te zien, want hij wist niet of het nu wel zo verstandig was om het bericht voor te lezen. Zo bleef hij even staan terwijl de man hem bleef aankijken:"Nou en…vertel of ga…ik heb niet alle tijd…" Met trillende handen rolde de koerier het rolletje vellum open en las het bericht eerst zelf. Daarna keek hij weer naar de heer aan de hoofd van de lange eettafel. Er zaten nog meer gasten aan de tafel, maar die aten rustig door alsof er niks gebeurde. "De berichten zijn gelokaliseerd, maar nog niet in onze handen…" De koerier trilde een beetje in zijn stem, omdat hij niet helemaal wist of het goed of slecht bericht was. Het was bekend dat heer Driscal er vreemde gewoontes op nahield om zo de effectiviteit van zijn leiderschap, waarvan vele zeiden dat het zijn ego was, te waarborgen. Driscal deed een paar seconde zijn ogen dicht, stond daarna op en liep van tafel weg. Hij keek even om naar zijn secundant:"Excuseer de heren aan tafel me even, ik moet iets regelen." Op het moment dat Driscal bij de deur kwam draaide hij zich om:"Geef die koerier iets te eten en stop hem dan een weekje in de cel…bij onze vriend Momo."

Voor hun rezen twee bergen en daartussen liep een pas. Sarah keek over de weg en zag in de verte een huis staan, vlak voor de bergpas. Ze hield haar paard in:"Ehm tamir, we hebben een klein probleem." Tamir hield zijn paard aan en draaide zich om:"Wat is er?" Glimbaard kwam tussen beide:"Achter dat huis in die bergpas is een dwergenstam gehuisvest." Sarah knikte en Tamir keek glimbaard aan:"Oh lekker met jou als gevangene." Glimbaard lachtte:"Jullie hoeven niet bang te zijn. Ze willen niks met me te maken hebben en bieden jullie misschien nog zelfs stevigere touwen aan om me te knopen." Sarah en Tamir keken elkaar met een vreemdsoortige blik aan. "Noem het een kleine vete tussen onze clan en de zijne…" Glimbaard keek de twee met een grijns aan:"Eigenlijk willen ze alleen maar wat geld voor de doorgang en ze laten ons fijn met rust." "nou laten we maar op onze hoede zijn, er om heen kunnen we toch niet." Opperde Tamir. Zijn paard begon weer te lopen en sarah keek hem even na. "Hij is best leuk he?" riep glimbaard achter op het paard. Sarah duwde de dwerg van haar paard en Glimbaard beet in het zand terwijl hij sarah hoorde:"Loop jij dit stukje maar…" Haar paard begon te lopen en glimbaard moest snel opstaan, wilde hij niet over de grond gesleept worden. Vanaf het paard hoord hij zachtjes:"maar je hebt wel gelijk…"

"Ynoszoon zei je…" Driscal draaide zich om en keek naar buiten. "het zal geen toeval zijn, zoiets is het nooit…" Aan de andere kant van het raam lag een lange tuin. Driscal keek naar de hoge haag, waarachter een groot labyrinth lag en in het midden zijn geheim. "En hoe zit het met die vreemdsoortige dwergen in Lamos? Staan die nog aan mijn kant? De raadgever keek naar Driscal:"Die staan geheel tot uw beschikking. Wat zijn uw wensen, heer?" Driscal draaide zich om en legde een hand op de schouder van zijn raadgever:"Stuur Momo op de snelle manier maar en laat hem die dwergen waarschuwen…dat ze iedereen aanhouden die door hun pas wil en dat ze zoeken naar die brieven…" De raadgever zette een stap naar achter en boog voor zijn meester. " ow en nog een ding, jij bent nu verantwoordelijk voor die brief, dus je begrijpt wat er gebeurt als je ze niet in handen krijgt." De raadgever kreeg druppeltjes op zijn voorhoofd maar zei koel:"Ik zal alles in mijn machte doen om die brieven te krijgen."

De raadgever liep met rasse schreden de kelder door. Sloeg een hoek om en mwurmde zich door een aantal stroeve deuren. Het vocht kwam hem al tegemoed. Hier in de kelder was het altijd vochtig. Het deed hem denken aan wat er boven zijn hoofd hing. Als hij gestraft zou worden zou hij hier een tijdje moeten zitten en daar had hij geen zin in. Hij haalde een zilveren sleutel tevoorschijn en ontgrendelde de laatste deur in deze gang. De deur zwaaide makkelijk open en een vleesgeur kwam hem tegemoet. Hij keek een gestoffeerd kamer in en zag twee ogen naar hem terug kijken. Een slanke man stond op:"Ah raadgever Bizoe, komt u op bezoek? Ik heb hier nog wel een kopje thee en een stukje kip voor u. Heeft u honger?" Bizoe liep de kamer binnen en sloot de deur achter zich. "Nou een theetje gaat er wel in, maar om eerlijk te zijn kom ik ook voor u, heer Momo." De slankere man had een zwart gewaad aan en een grijze broek. Hij wees met een hand naar de bank:"Ga lekker zitten, dan kunnen we praten." De raadgever liep op de bank af terwijl Momo een kopje thee inschonk. Met zacht trillende handen slurpte Bizoe aan zijn thee. Momo begon te lachen:"Ik zie dat je met Driscal hebt gesproken…wat is uw opdracht?" Bizoe keek op naar de man tegenover hem en zette zijn thee rustig neer:"Nou het gaat om een paar brieven…"
Ivo 16-10-2006

Momo vouwde zijn handen achter zijn hoofd en leunde naar achter in zijn stoel. "Zo een paar belangrijke berichten dus. Als er in die brieven staat wat ik denk dat erin staat zijn die brieven van levensbelang voor Drissy... letterlijk genomen". De raadgever keek de magier vragend aan. "Heer?". Momo stond op "en Drissy heeft jou gevraagd mij te vragen om naar die dwergen toe te gaan?". Bizoe kon alleen maar knikken. "Momo liep naar de raadgever toe en legde zijn handen op diens schouders. "Ik zal wel naar die dwergen toe gaan en zorgen dat ze die brieven in handen krijgen". "Dank u heer" zei Bizoe. Momo keek verbaasd op "Je hoeft mij niet te bedanken. Ik werk voor Driscal omdat hij mij er goed voor betaald maar dat wil niet zeggen dat ik het altijd met zijn aanpak eens ben. Ik vind dat hij niet iemand mag straffen omdat anderen er een puinhoop van maken". Momo stuurde de raadgever weg en liep naar zijn studeerkamer. De wanden van de kamer waren volledig gevuld met boekenkasten die tot aan het plafond rijkten. De magier liep naar een van de kasten en verschoof een boek waarop een deel van de kast opzij schoof en er een een doorgang onstond naar een tweede kamer. Op de grond van de kamer was een ingewikkeld lijnen patroon getekend. Zwart en rode lijnen waar in een marmeren vloer ge-etst. Momo ging in het midden van het patroon staan en hief zijn handen omhoog en sloot zijn ogen. Nog geen seconde daarna verdween de magier. Er klonk een zachte plof toen de lucht het vaccuum vulde dat Momo had achtergelaten. Nog even knetterde de lucht door de ontlading van magie. Toen werd het weer stil.

Het was koud en nat in de kerker. Een enkele fakkel wierp dansende schaduwen op de muren. Hoelang hij hier al zat wist hij niet. Het konden een paar dagen zijn maar evengoed een paar weken. Alle gevoel voor tijd ging hier verloren. Ondanks zijn dikke kleding huiverde hij en trok zijn cape dichter omzichheen, zijn kleding was het enige wat het niet was afgenomen toen hij gearresteerd werd. Even dacht hij terug aan de paar keren dat hii hier was geweest maar toen stond hij aan de andere kant van de tralies en aan de tijden dat de mensen nog voor hem knielde, nu waren dat niet meer dan vage herrineringen aan de tijd dat hij hertog van Omaru was. Zijn lot lag nu in de handen van een koerier.

Snel was Glimbaard op de been en draafde achter het paard aan dat rustig door liep. Het huisje kwam dichterbij en Tamir vroeg zich af wat ooit de functie van dit huisje was geweest. Toen hij dichterbij kwam zag hij dat de ramen waren dicht getimmerd. Aan het verschoten uithangbord was af te leiden dat het een tavernee was geweest die sinds lange tijd gesloten was. Glimbaard leek Tamir's gedachten te lezen. "Vroeger was dit een drukke weg maar sinds de dwergen in deze heuvels verschenen en de reizigers en karavaans begonnen lastig te vallen is het verkeer op deze weg veel minder geworden. Veel reizigers kiezen nu de weg naar Sibilo en volgen van daaruit de weg naar Bargos. Alleen de mensen die veel haast hebben of geen problemen hebben met de dwergen hier kiezen deze weg". Tamir keek achterom naar Sarah en zei "Veel keus hebben we nu niet. ik denk dat het allemaal wel zal meevallen". Sarah knikte maar in haar ogen stond te lezen dat ze er niet gerust op was. De heuvels sloten zich om hen en het werd stil terwijl ze dieper de kloof in reden.
Martijn 22-10-2006

Hij keek naar zijn studeerkamer:'Brrr, ik haat deze route maar goed' mompelde Momo, hief zijn armen en sloot rustig zijn ogen. Zachtjes mompelde hij de lang vergeten woorden en in een paar tellen viel er een doffe stilte om hem heen. Meteen kwam die bekende hitte over hem heen en de benauwde lucht van waar hij zich nu bevond, het parallel. Kalm deed hij zijn ogen open maar hield ze op een kiertje. De warmte prikte aan zijn ogen terwijl hij om zich heen naar de grauwe, kleurloze omgeving keek. De droogte op deze plek was vreselijk en sloeg onmiddellijk op je ademhaling. Het was geen fijne plek, maar wel de enige plek die zulke reizen mogelijk maakte. Dit parallel was een soort tussenstation om naar andere plekken te reizen en hoe langer je hier bevond hoe verder je kon reizen. Het putte je uit en iedere seconde dat je hier was werd kracht uit je gezogen, zowel fysiek als mentaal. Momo merkte hoe hij in de ban raakte van dit alles en voelde zich misselijk worden, zweetdruppels gleden over zijn hoofd en bij iedere ademhaling voelde hij de hitte over zijn longen gaan. Hij moest snel te werk gaan en liep een stuk door en tekende met zijn linker wijsvinger een vierkant, met daaromheen een cirkel die door ieder hoekpunt ging in de grijze bodem. Een klein cirkeltje aan de binnenkant die iedere zijde raakte maakte de tekening af. Momo concentreerde zich terwijl hij in het kleine cirkeltje stond. Onder zijn voeten bewoog de kleine cirkel naar buiten terwijl het over de andere heen viel. Momo zakte door zijn benen van uitputting, terwijl de wereld om hem heen kleur kreeg. Een paar tellen later stond hij op een grasveld. Voor hem rezen bergen omhoog, met daar tussen een pas. De magiër kuchte en stofte het grijze stof van zijn kleed. "mmm, wat minder accuraat, ik had in de pas moeten zijn." Hij stond op, haalde een stuk koek uit zijn zak en nam er een grote hap van:'Ach als ik te laat ben dan gaat Bizoe de gevangenis in en niet ik…' Met een stevige pas liep hij naar de kloof tussen de bergen.

In het midden van de kloof reden Tamir en Sarah op hun paarden met vlak daarachter Glimbaard de dwerg aan een touw:"Zeg ik weet niet wat jullie denken, maar voel dat er dwergen zijn, dat zit zeg maar in me bloed." Tamir en Sarah moesten allebei lachen om de opmerking van de dwerg, maar probeerde dit weg te moffelen. Sarah draaide haar hoofd:"Zolang ze niks doen is het prima." Voor haar ging Tamir wat trager lopen en kwam zo naast Sarah rijden:"Misschien is het een beter idee om die dwerg achterop te nemen en dat laatste stuk hard te rennen." Sarah zei niets, maar keek eerst om zich heen en inspecteerde de bergwand:"Ik heb het idee dat ze ons al volgen, net als die dwerg. Als we nu overhaaste dingen doen dan komen we de kloof niet rustig uit. Bovendien als we die dwerg achterop nemen, denken ze vast en zeker dat we vrienden zijn en gaan ze ons lastigvallen." "Daar zit wel wat in," opperde Tamir:"…maar ik vertrouw het hier net zo min als…" Tamir had zijn zin niet afgemaakt of op het pad stond een dwerg in een zilvergrijs harnas en een scherpe bijl naast hem:"Halt, in de naam van de Mirtinhidin dwergen die in deze berg heersen. Betaal uw tol en u mag door, betaal uw tol niet en u zult zich moeten wapenen." Ze trokken aan hun teugels en hielden de paarden tot stilstand. Tamir hief zijn hoofd:"Wat is uw prijs, heer dwerg?" De dwerg greep zijn bijl en wees ermee naar Glimbaard:"Een eerlijk gevecht met die smerige Huruthan dwerg tegen onze kampioen. Mocht hij winnen dan mogen jullie voor 50 koperstukken door. Maar als ik win houden we hem en betalen jullie 50 zilverstukken."

Tamir en Sarah stonden tussen een paar dwergsoldaten en keken naar de grote ring in het midden, waar Glimbaard alleen stond met een lullig bijltje in zijn hand. "Ik vind het toch een beetje sneu voor hem. Ergens begon ik hem wel te mogen," fluisterde Sarah tegen Tamir. Tamir keek haar een beetje scheef aan:"Vergeet niet dat hij mij wurgde om een bericht…" Een dwerg kwam naar voren en hield een hoorn tegen zijn mond. Met galmende stem weerklonk hij nu over de arena:"Dwergen, luistert goed, want vandaag hebben we een speciale gast onder ons. Iedereen kent hem nog, van verloren tijden en dagen van intimidatie." Onder de dwergen ging een geroezemoes en hier en daar hoorde men enkele dwerg's boe geroep. "Hier staat hij dan, de broer van de koning der Huruthan, glimbaard de miezerige dwerg…" Vanuit het publiek ging een gejoel op."Rustig mensen, die twee mensen daar brachten ons hem en nu gaan we hem uitbesteden aan ons huisdiertje…" Zelfs de dwergsoldaten om Tamir en Sarah heen begonnen nu te juichen… "We hebben ooit een pact gesloten om de Huruthan's met rust te laten, maar in gevangenschap van mensen…dar hebben wij niks mee te maken. Laat hem lijden in de vete die wij voeren. Wij Mirtinhidin dwergen vechten niet…dat doet de Bjargul…" Een razend enthousiast publiek juichte en schreeuwde. Glimbaard stond in de ring, een kuil niet veel groter dan een aantal meters met een Stalen deur…die langzaam openging. Het publiek werd stil en een zacht brommen was te horen. De deur stond nu wijd open en een gestalte begon zich in de donkere deuropening te bewegen. "Wat in Ynos naam is dat?" Sarah keek naar Tamir:"Vertel me niet dat je nog nooit een Bjargul hebt gezien." Ze kon in de blik van zijn ogen zien dat hij inderdaad niet wist wat dat voor wezen was. "Oke, het is een persoon die bezweken is in het parallel, waarvan het lichaam weer is teruggekomen hier. Nogal vervormd en uitgedroogd, schijnt daar nogal droog en warm te zijn. Dodelijk en te doden alleen…tja…nogal verdraaid lastig, gezien hun toestand. Het zijn veelal dieren, die niet weten hoe ze uit het parallel moeten komen. Je vind ze eigenlijk overal, want je weet nooit waar het parallel op uitkomt en ze uitwerpt." Naast haar stond Tamir met zijn oren te flapperen:"Ehm Sarah, waar heb je het over? Wat is een parallel, en wat is een Bjargul nu precies?" Het gejuich kwam weer terug en ze draaide hun hoofden naar de ring:"Stil, het gevecht begint…laten we hopen dat glimbaard er goed vanaf komt."
Ivo 27-10-2006

Ze moeten nu toch aan het eind van de pas zijn, dacht Momo bij zichzelf. De tijd ging twee keer zo langzaam in het parallel dus twee keer zo snel op de gewone wereld. Hij hoopte maar dat de dwergen ze tegenhielden anders was al die moeite weer voor niks en kon Driscal zijn woede weer botvieren op een onschuldig persoon. Driscal en hij waren goede vrienden geweest maar na de tragedie die Driscal was overkomen was hij veranderd en Momo wist zeker dat de plannen die Driscal nu smeede daarmee te maken hadden. Momo schudde de gedachten van zich af en dacht aan het fortuin dat Driscal voor hem had klaar liggen waarmee hij zijn droom kon verwezenlijken, een boederij op het platte land waar hij in alle rust magie kon bestuderen. Momo versnelde zijn pas. Feilloos vond hij het pad dat naar het dwergendorp liep. Goed verstopt achter een hoog rotsblok afgeschermd van de weg door de kloof liep het pad stijl omhoog. Nauwlijks hersteld van zijn reis door het parallel begon hij aan de steile klim.

De bjargul richtte zich in zijn volle lengte op. Het was niet moeilijk te zien wat dit beest ooit geweest was. Een holenbeer nu een geraamte met hier en daar stukken huid strak over de beenderen gespannen en zwartgeblakerd. De oogkassen waren leeg maar het dier leek precies te weten waar zijn prooi zich bevond. Het beest stootte een enorme kreet uit. Tamir keek naar beneden waar de dwerg schijnbaar onbewogen stond maar maar de rillingen liepen hem over de rug. Glimbaard nam de oude bijl in de aanslag en wachtte tot het dier zou aanvallen. Hij wist wat een bjargul was en er was geen twijfel dat dit de laatste keer zou zijn dat hij er een zag. Maar als hij dan toch moest sterven dan zou hij dat waardig doen. Hij zou vechten want hij wou de Mitinhidrin niet het genoegen geven om zich zonder slag of stoot te laten doden. De Bjargul viel aan maar het beest was traag en Glimbaard kon de aanval makkelijk pareren. Snel draaide hij zich om en viel het dier in de flank aan maar de beenderen waren staalhard geworden in het parellel en het staal van de bijl was van slechte kwaliteit. Keer op keer viel het beest aan en keer op keer wist Glimbaard de aanval te pareren.

Momo bereikte eindelijk het hoog gelegen dorp en beloofde zichzelf volgende keer toch meer accuratesse te betrachten mocht hij nog eens door het parallel reizen. Vreemd genoeg vond hij het dorp leeg maar het gejuich dat van de andere kant van het dorp klonk maakte het niet moeijk te bepalen waar de dwergen waren. Een akelig gevoel bekroop de magier. Hij liep door het dorp en bereikte de arena waar een dwerg een bjargul aan het bevechten was. Het was duidelijk een oneerlijke strijd. De bjargul had wat krassen opgelopen dat het dier alleen maar kwader had gemaakt, de dwerg had alleen maar een steel van een bijl in zijn handen, het blad lag even verderop in de kuil in twee stukken. Momo legde zijn hand op de schouder van de dwerg voor hem en kneep er even in. De dwerg draaide zich om en zijn ogen werden groot. "Momo!, Hoe kom jij hier?. Je bent net op tijd om een Huruthan te zien sterven!". Een vrang glimlachje was het enige wat Momo kon opbrengen. Net wou hij vragen naar een reiziger met berichten maar de dwerg had zich omgedraaid. Momo's ogen gingen over het publiek en bleven hangen op de plek waar twee mensen stonden. "Hoe komen zij hier?" vroeg Momo aan de dwerg. De dwerg keek niet om "ze zijn met die dwe... die vieze Huruthan gekomen". "Ik wil even met die man praten" maar de derg reageerd niet en Momo besloot maar te wachten tot het gevecht was beeindigd.

Tamir stond doodstil het gevecht te aanschouwen maar van binnen kookte hij. Sarah stond naast hem. "Een paar nachten terug had ik hem nog dood gewenst, maar dit had ik hem zelfs toen niet toegewenst". zei Tamir. Sarah legde haar arm om zijn schouder maar Tamir schudde zich los. "Verdomme." vloekte hij "dit moet stoppen." In een reflex trok hij de bijl van de dichtbijzijnde dwerg en sprong de arena in. De Bjargul zette net een aanval in toen Tamir het dier vol in de flank raakte. De slag was goed geplaats en minstens drie boten braken onder luid gekraak. De Bjargul brulde maar de dwergen verstomde en even was het doodstil. De Bjargul draaide naar Tamir en haalde uit met een klauw. Tamir smakte tegen de rand van de arena en dwergen raakte direct in extase. Het gejuich werd oorverdovend. Momo was intussen naar de rand van de arena gelopen en zag Tamir even met zijn hand onder zijn tuniek shuiven voordat hij opstond. Momo vloekte hardgronidg en greep de dwerg naast hem bij zijn arm "Laat die Bjargul ophouden!" maar de dwerg was te enthousiast dat hij niet eens merkte dat Momo hem vast had. Momo schudde de dwerg ruw door elkaar "Idioot ik moet die mens hebben heelhuids en ik wil hem nu! begrepen!" De dwerg keek de magier wezenloos aan. Momo verloor zijn geduld en smeet de dwerg ruw tegen een aantal anderen. Hij hief zijn handen boven zijn hoofd en plaatste wijsvingen en duim tegen elkaar. Een seconde sluit hij zijn ogen en concentreerde zich. Toen shoot zijn arm naar voren een een bliksemschicht schoot uit de palm van zijn hand de arene in. De De schicht trof de Bjargul in de borst. In plaats van een brul verlamde het beest. Ademloos keken de menigte toe hoede de bliksem over het dier vloeide en uiteindelijk wegvloeide over de aarde in de arena. Toen storte de Bjargul neer en alle ogen gingen één kant uit.
Martijn 07-11-2006

Een paar meter voor hem lag de bjargul met hevige stuipen te kermen. In zijn borst zat nu een gat en er kwam een geur van aangebrand vlees van hem af. Tamir keek met geknepen ogen naar het beest. De klap tegen de muur had hem bijna buiten westen geslagen, maar Tamir wist nog zijn gedachte erbij te houden. Langzaam hoorde hij het geluid terugkomen en hij sprong overeind. Snel zocht hij met zijn ogen het dwergenpubliek af op zoek naar Sarah. Binnen een paar seconde had hij haar gevonden, maar zijn hart maakte een sprongetje. Een wat uitgeleefd mannetje stond achter haar en hield een mes tegen haar keel. Tamir rende naar voren maar Glimbaar hield hem tegen:"Stop Tamir, dat is een oude magiër, hij schiet zo een bliksemsschicht in je borst net als die bjargul of erger." "Laat me los dwerg, hij heeft Sarah…ik doe hem pijn voor iedere haar die hij krenkt." Glimbaard moest nu voor Tamir gaan staan om hem tegen te houden:"Bewaar die woede voor straks, als we hier nog levend vandaan komen." Tamir begon zijn kalmte terug te winnen, maar zijn ademhaling bleef hoog. Hij zag hoe zich om de magiër allemaal dwergen stonden met getrokken bijlen en een enkel breedzwaard. Verder dan dat bleef het rustig en werd er geen woord gesproken. Hij hoorde een dwerg roepen:"Momo, hoe durf je hier zo binnen te vallen? We dachten dat we je konden geloven…vertrouwen…" Tamir zag een dwerg met een bronzen ring om zijn hoofd. Hij zag er wat chiquer uit dan de andere dwergen en hij hield ook zijn bijl nog in zijn holster. Momo draaide zich een beetje naar de prins, maar hield Tamir en Glimbaard in de gaten:"Lieve prins, het was niet mijn bedoeling om uw bjargul, een geschenk van heer Driscal, te ontnemen, maar de mens in de pit heeft te waardevolle informatie om hem te laten sterven." De prins keek Momo aan en gunde geen blik waardig aan Tamir:"De mens is voor u, maar als goedmakertje houden wij die andere dwerg en die mensenvrouw." Tamir zag hoe de tovenaar nadacht en er viel een korte stilte:"Dat zal niet gaan, mijn Prins, ik kan niet weten hoeveel informatie er is gelekt naar de vrouw en de dwerg. Wel beloof ik u een nieuw exemplaar bjargul beter dan deze verminkte." Nu pas keek de prins de pit in en keek naar de bjargul en daarna naar Tamir en Glimbaard:"Er is vast wel iets te regelen met die dwerg…" Toen de dwergenprins zich weer naar Momo wende stak Tamir de brief door naar Glimbaard. De dwerg knikte, pakte de brief aan en stopte het diep onder zijn tenue. "Ik zal goed op deze brief passen en hem bezorgen mocht ik u niet meer zien. Dat is wat ik kan doen voor de man die twee keer mijn leven probeerde te redden."

De man kwam met rasse schreden de kamer in en overhandigde de brief aan de Heer op zijn stoel:"Berichten uit Sibilo, persoonlijk voor u." Driscal graaide de brief uit zijn handen en sneed de brief open met zijn nagel. Al lezend schoof Driscal aan zijn bureau en deed de la open. Hij legde de brief neer en glimlachte:"zo zeg, die Pierre, hij heeft zelfs gebloed op zijn eigen brief". Driscal moest een lach onderdrukken terwijl hij in een stuk papier, een flesje en een ganzenveer uit de lade haalde. De veer werd in de inkt gedoopt en Driscal begon te schrijven:
Beste Pierre, heer van Sibilo,
Het doet mij een genoegen dat u zich aan mijn zijde voegt. Alhoewel ik daar enkele overtuigende argumenten voor moest toepassen en u moest laten geloven dat u geen andere keus had. Ik ben blij dat u toch geheel vrijwillig de beslissing heeft genomen.
Om op enkele zaken vooruit te lopen wil ik u de volgende mededelingen doen:
- De belasting voor uw land stel ik uit tot Bargos gevallen is, als blijk van mijn goede wil. Dit wordt gecompenseerd met bevoorrading voor mijn leger.
- Uw in gevangenschap genomen legerstaf blijft in hier in mijn gevang. Ik beloof u dat deze niet slecht behandeld worden en dat u ze weldra terug ziet, mits u zich aan de overeenkomsten houd.
- Het derde punt is de jacht op de bjargul, waaraan u normaler wijze aan deelneemt. Mijn wens omtrent deze schepsels is dat u deze in het daarvoor aangegeven fort aflevert, levend.
- Het laatste punt en zeker niet minste, uw geheimhouding omtrent u situatie. Ik moet u er op wijzen dat de heer van Omaru zijn geheimhouding niet heeft gehouden en nu de consequenties moet ondergaan. Zelfs de boodschapper die hij had gestuurd is teruggevonden nabij een herberg, gedood door menig pijl…
Driscal keek naar het papier:"Alhoewel die boodschapper dood is en de herbergier die hem vasthield gestraft heb ik het bericht nog niet, maar dat hoeft hij niet te weten.." Hij likte nog eens aan het puntje en doopte de veer weer in de inkt:
…Laat de consequenties van mijn daden u niet bezighouden. Ik houd u in de gaten en zie erop dat u geen verkeerde dingen doet.
Achtend,
Heer Driscal, uw nieuwe meester.
Met een wapperende beweging droogde hij de inkt en vouwde het papier dicht. Een zegel op de brief maakte het pakje af en gaf dit terug aan de bode die het net gebracht had:"Zorg dat het binnen 3 dagen is afgeleverd." De bode knikte en rende de kamer uit. Driscal pakte met twee vingers zijn sik vast en begon naar buiten te staren. Hij zag zijn labyrint liggen en meteen begonnen zijn hersenen zijn plan verder te ontplooien.

Tamir werd vastgepakt en geboeid. In alle hectiek die ontstond werden hij en Sarah door Momo meegenomen, terwijl glimbaard in de pit bleef staan. Momo had geen tijd om ze te controleren en voerde ze uit de massa. Op een vijftig passen van de joelende dwergen om de pit heen gooide Momo ze op de grond:"Oké ik ga jullie niet lang bezighouden…geef die brief en ik zal jullie sparen, geef je hem niet dan dood ik jullie en pak ik de brief alsnog…simpel. Wat is jullie antwoord?" Tamir en Sarah keken de magiër aan. Het was nogal een stoffig mannetje, met een zwart vaal pakje aan, bijna een jurk maar dan voor mannen. Momo, knipte met zijn vingers en een vonkje ontsprong uit zijn hand:"Jullie tijd is bijna op." Achter hen hoorde ze het gevecht in volle gang tussen enkele dwergen en Glimbaard, de dwergen waren door het dolle heen. Sarah duwde tegen Tamir aan en keek hem vragend aan:"Waar is de brief, Tamir" Tamir keek de magiër aan en begon zachtjes te grinniken:"Ik heb de info niet en mij doden, daar heb je helemaal niks aan." Een kleine schicht vloog langs Sarah's gezicht en schroeide enkele haren af."TAMIR..Geef hem die brief…" Riep ze. Tamir stond op en ging voor Sarah staan:"Raak haar niet aan…!" Momo keek hem een beetje raar aan, beetje in de war van de toon die Tamir naar hem sloeg. Tamir wees naar de dwergen. Momo keek om:"Niet! Je hebt die informatie toch niet aan die stomme leeghoofd van een dwerg gegeven." Tamir knikte. Nu werd Momo kwaad en liep met briesende adem naar de dwergen. Nog even en hij draaide zich om en schoot een zware bliksem op Tamir af, daarna liep hij met flinke magie op de menigte af.

Sarah keek op en zag Tamir voor zich staan. Een klein sliertje rook kwam van hem af…"neeee, tamir…nee…" Ze kroop op tamir af en wilde hem helpen, maar hij draaide zich om met een lichtblauwe gloed in zijn ogen…"saraah…raak..me…nie..t…aannn.." Sarah schrok en viel naar achter. Ze voelde hoe ze beefde… Tamir viel op zijn knieën en plaatste zijn handen op de grond. Vanuit die positie zag ze het. De bliksem had Tamir niet verwond, maar alleen geraakt. Ze zag hoe de bliksem langzaam werd afgevoerd naar de grond en hoe Tamir ontlaadde. Nadat er geen lichtblauwe stroom meer wegvloeide begon Tamir te hoesten en moest spugen. Sarah pakte hem vast en keek in zijn ogen…"Hey Sarah…we moeten die brief lezen…we moeten de informatie delen…en we moeten glimbaard helpen…hij denkt dat hij de brief heeft, maar die heb ik nog…hij vecht voor ons…" Tamir haalde de brief onder zijn Trui vandaan en verbak de zegel. Sarah hield hem niet tegen.
Ivo 16-11-2006

Momo stormde terug naar de menigte dwergen en sprong de pit in. Een bliksemschicht vloog naar Glimbaard maar Glimbaard werd net zijwaarts geslagen zodat niet Glimbaard maar een van de aanvallende dwergen geraakt werd er krijsende neerzeeg. Meer dwergen sprongen nu de pit in en vielen niet alleen Glimbaard maar ook Momo aan. De dwergen prins begon te schreeuwen maar zijn woorden gingen totaal verloren. De chaos was compleet. Momo probeerde een spreuk maar kon deze niet afmaken zonder zijn verdediging te verwaarlozen. De dwergen waren fel en met velen. Momo werd snel moe, dit was hij niet gewend. In een flits kon hij even Glimbaad zien die als een bezeten vocht. Dwerg voor dwerg vocht hij zich een weg naar de rand van de pit.

Tamir's ogen vlogen over de tekst. Toen ook Sarah hem gelezen had was het een moment stil. "Geen wonder dat die koerier zo'n haast had" zei Tamir. Zijn ogen draaide naar de massa's dwergen die aan de rand van de pit stonden te kijken naar het chaotische gevecht. Sarah had aan de blik in Tamirs ogen genoeg en zette het op een lopen. Tamir rende haar achterna.

Het gevecht in de pit ging onverminderd door. Glimbaard vocht maar was inmiddels al een paar keer geraakt door de steeds maar aanvallende dwergen. Momo begon zich te realiseren dat dit hem zijn leven kon kosten. Net toen hij even tijd had richte hij zijn handen naar boven hij concentreerde zich. Een bijl kwam met grote snelheid op hem af. De tijd leek te vertragen. Toen bevond hij zich in het paralel. De bijl raakte lucht. De zachte plof die het vaccuum vulde ging verloren in het strijdgewoel.

Over boomstroken en onder takken door ging hun vlucht voort. Tamir verbaasde zich over de kracht die deze Sarah had. Zelf was hij getraind. Het harde werk en zijn velen uren in het zadel hadden zijn spieren gehard maar de kracht die Sarah met haar welhaast tengere postuur toonte was opmerkelijk. Het bos werd dunner en uiteindelijk bereikte ze een pad. Zonder aarzelen sloeg Sarah links af en Tamir kon niets anders doen dan achter haar aan gaan. Tamir perste net iets meer kracht uit zijn lichaam en kwam naast Sarah rennen. "Waar ...gaan we ....naartoe" wist Tamir onder het rennen uit te stoten. "Volgens mij is dit de weg.... naar de west zijde... van de kloof". antwoorde Sarah al even vermoeid als Tamir. Ploteseling maakte het pad een haakse bocht en kwam uit of een klein erfje .Iets verderop stond een klein huisje met een bankje ervoor. Op het bankje zat een oud vrouwtje, zwaar voorover gebogen was ze bezig met haar handwerkje. Te laat wist Sarah te stoppen zonder opgemerkt te worden. Tamir even verrast als Sarah kwam een naast haar tot stilstand. Zwaar hijgende stond het tweetal naar het vrouwtje te starten toen het hoofd omhoog kwam. Een zwaar gerimpeld gezicht werd zichtbaar maar de ogen van het oude vrouwtje stonden glashelder.
Martijn 10-12-2006

Het konijntje huppelde langs een paar madeliefjes en snuffelde even. Met zijn snuitje rook hij aan wat ander groen en begon te knabbelen. Boven het beestje floot een merel een prachtig lied. Plots hield de merel op en begon onrustig op zijn pootjes te wippen. Het konijntje keek om zich heen maar zag niks. Een broemend geluid zoemde door de lucht en plots verscheen boven het konijntje een waas. Het gras om het konijntje schroeide weg en zelf sprintte het konijntje met een rotvaart weg. Nog geen seconde later viel een rokend lichaam op het gras. In de grijze kleren zaten een aantal brandgaten maar ook een aantal schrammen waren duidelijk. De man duwde zich een beetje omhoog en kuchtte hard. Allemaal stof en as kwam uit zijn longen. Zijn armen trilde en hield zichzelf niet meer omhoog. Met een plof kwam hij weer neer en langzaam draaide hij zich op zijn rug. Toen viel momo in slaap.

De dwergen weken uiteen voor de gek geworden glimbaard. De dwerg die zo in een hoekje was gedrukt had de kracht van wel tien dwergen en maaide met zijn bijl de ene naar de andere dwerg omver. Zijn armen en handen waren diepe sneden en wonden te zien. Daar stond die dan…die dwerg van de andere clan…hun gezworen vijand…sterker dan ooit. De waas voor Glimbaard's ogen verdween en hij liet zich daarna uitgeput op zijn knieën vallen. Hij gooide zijn bijl op de grond was nog naar adem aan het happen. De dwergen wilden hem alweer aanvallen maar voordat de eerste bijl in de lucht stak, klonk er een stem over het veld:"STOP!" De dwergen keken om en zagen hun prins met een peinzend gezicht naar glimbaard staren.

Het duurde bijna een week voordat Tamir en Sarah een iets bewoonbaars tegenkwamen. Sinds hun vlucht vanuit de bergen moesten ze eerst door een gebied van gruis en steen en was het moeilijk geweest om voedsel te vinden. Het brood dat ze van het vrouwtje op de bank hadden gekregen was er snel aangegaan en het eerste wat ze gedaan hadden toen ze het bosgebied introkken waren speren maken en jagen. De eerste dagen ging slecht en hadden ze zich moeten behelpen met paddestoelen en knollen. Pas na drie dagen hadden ze met behulp van een strop een haas weten te vangen. Sarah had wat bessen gespaard en die avond hadden ze sinds de dwergen weer een heerlijk maal kunnen eten.
Met hernieuwde kracht liepen ze verder langs een aantal bossen totdat ze na een dag in de lucht een rookpluim zagen en snel daarna bij de boerderij kwamen. Ze werden geholpen door de boer en zijn vrouw en al gauw hadden ze een deal gesloten dat ze wat te eten kregen als ze de boer zouden helpen. Zo gebeurde het dat ze al snel een week op de boerderij zaten. Op de nieuwe maan zaten ze alle vier aan tafel.
De boer begon een gesprek:"Weten jullie welke avond het vandaag is?" Sarah keek Tamir aan en daarna de boerin, die met een glimlach op haar gezicht naar de jonge gasten zat te kijken, en ze schudde haar hoofd van nee. "Vanavond begint het nieuwe jaar. Dan begint de regenperiode en gaat alles groeien. Vanavond vieren we feest." Tamir sloeg zijn hand voor zijn hoofd. "Ik had er helemaal niet bij stil gestaan dat het nieuwe jaar al begint. Nooit gedacht dat een trip naar mijn oom zo lang zou duren en dat ik dit allemaal zou meemaken." Tamir keek Sarah aan. "Ja bedankt Tamir dat je toen in onze herberg was, ik geloof niet dat ik dat alleen had gekund." De boer keek hun onbegrijpend aan, terwijl zijn vrouw uit de keuken een tonnetje binnenbracht. De boer keek om en begon te lachen:"een tonnetje vuur om af te steken is er wel bij...
Een uurtje later stonden ze buiten terwijl de boer terug kwam rennen van het tonnetje vuur dat hij net had aangestoken..."Wat is een tonnetje vuur eigenlijk?" vroeg sarah. De boer piepte als een jong kuikentje:"wacht maar af dit ga je geweldig vinden..." nog even keken ze in de zwarte nacht totdat ze opeens een kleine vlam zagen die de lucht in vloog. "He, is dat dat tonnetje v..." Met een enorme klap sprong het tonnetje uiteen en een vuurzee verlichtte de lucht. Allemaal verschillende kleuren in de meest prachtige tinten dwarrelde heel langzaam naar beneden en bij iedere meter veranderde de kleur in een nieuwe nog niet geziene kleur. De boer omarmde zijn vrouw en kuste haar. Tussen neus en lippen door zei hij zachtjes:"gelukkig nieuwjaar, liefie" Ook tamir omhelsde sarah en zij omhelsde hem terug.

Een week later vertrokken Tamir en Sarah van de boerderij, een week gewerkt voor een ruim voedselpakket en wat handige spullen. De boer had ze uitgelegd dat ze binnen anderhalve week in Bargos konden zijn...
Ivo 11-01-2007

Momo deed zijn ogen open en keek naar een wit plafond. Zijn spieren voelde stijf aan maar de schade die de overhaaste reis door het paralel had aangericht was verdwenen. Het bed waar hij in lag was op z'n zachts gezegd comfortabel en hij vroeg zich af hij misschien wel droomde. De deur naar de kamer ging open. Een man in een wit gewaad kwam binnen. De man had lang wit haar en droeg een klein baardje. Rond zijn middel droeg hij een eevoudig koord met daarna enkele buideltjes. Zonder een woord te zeggen liep de man naar het raam en opende dat. De frisse lucht van een bos na een regenachtige nacht prikkelde Momo's neus. De man in het witte gewaad ging op een stoel naast het bed zitten en stelde zich voor. "Ik ben Hisan, priester van het maanlicht, welkom in onze tempel". Momo knipperde met zijn ogen. Toen er verder geen reactie kwam ging de priester verder "U hebt geluk gehad, een paar uur later en we hadden u niet meer kunnen redden". "Waar ben ik en hoe laat is het?" wist Momo uit te stoten. "Mijn priesters vonden u een paar kilometer van deze tempel, vijf dagen geleden toen zij terugkwamen van Lomos". Momo probeerde op te staan maar zijn spieren protesteerde heftig. Mijn een zware kreun liet hij zich terug zakken op het bed. "Blijft u maar liggen ik zal ontbijt laten brengen, vanmiddag zullen we verder spreken". Zonder op antwoorde te wachten liep de priester weg. Snel gingen de gedachte van Momo terug naar het moment dat hij voor Driscal ging werken, nu ruim een jaar geleden. Er was veel gebeurd in dat jaar en al betaalde Driscal hem goed, de prijs die hijzelf betaalde werd op deze manier wel erg hoog.

Het was muisstil. Geen dwerg durfde een woord te zeggen. Langzaam kwam de prins van de dwergen naar voren. Toen hij vlak voor Glimbaard stond sprak hij "U weert zich kranig Glimbaard van de Huruthan". Glimbaard keek op naar de prins maar kon weer woord uitbrengen. "Help hem overeind" zei de prins en enkele dwergen kwamen naar voren en Glimbaar werd overeind geholpen. "Kom, we hebben iets te bespreken" zei de prins. Ondersteund door drie andere dwergen liep Glimbaard meer naar de hut van de prins.

De week rust op de boederij hadden Tamir en Sarah goed gedaan. Met het beetje goud dat Tamir nog over had had hij voor een zacht prijsje twee paarden van de boer gekocht. Nog steeds verbaasde hij zich erover hoe goed deze mensen voor hen waren geweest en beloofde zichzelf dat als hij terugkwam hij hun dubbel zou terugbetalen. Rustig reed hij verder en dacht na over wat hij in de brief aan de hertog van Bargos had gelezen. Aan het einde van de dag toen de duisternis begon in te vallen bereikte ze een herberg. Vriendelijk licht viel door de ramen naar buiten. Op een helder gekleurd uithang bord stond "de twee reizigers" in caligrafie gelezen. "Dat is vast iets voor ond zei Sarah opgewekt. Tamir kon een glimlach niet onderdrukken en hield de deur voor Sarah open.

Het was gerieflijk in de gelachkamer van de herberg. Twee jongere mannen stonden achter de tapkast. De een iets jonger dan Tamir, de andere iets ouder. Gelijk kwam een van de twee naar voren en heette hen welkom in de herberg en bood hun een tafeltje aan. "Welkom in de twee reizigers, wat kan ik voor u doen?" vroeg de man. "Een maaltijd en een kamer voor de nacht" antwoorde Tamir. Sarah legde enkele zilver stukken op tafel "en een kroes bier altublieft". De man spoede zich naar de keuken terwijl de ander met twee kroezen bier aan kwam. Binnen enkele minuten stond de maaltijd al op tafel. De maatlijd was goed en overdadig en het bier goed gekoeld en smaakvol. Langzaam werd het voller in de gelachkamer. Zo nu en dan kwamen er reizigers binnen die even gastvrij onthaald werden als zijzelf. Het was al laat op de avond, Tamir en Sarah zaten nog aan hun tafeltje te drinken toen er nog een reiziger binnenkwam. Het was duidelijk een koerier die snel naar een tafeltje geleid werd. Tamir en Sarah hadden schonken geen aandacht aan de late gast totdat ze de stem van de koerier hoorde. Die stem hadden ze onmiskenbaar eerder gehoord.
Martijn 15-01-2007

De paarden schuimbekte toen de ruiter eraf sprong en naar de tent rende die midden in het kamp gelegen lag. De twee wachters opende de luifel zodat de bode meteen door kon lopen. "Hij verwacht u" Haastig stormde de man naar binnen en begon toen pas rustig te lopen. Hij kwam in een soort voor-tent en bleef daar staan. Hij gooide zijn jas af en gaf deze aan de bediende. Kalm van buiten nam hij het pakje uit zijn tas. Knoopte zijn uniform goed dicht en stapte de hoofd tent in. Hij kwam in een ruime warme ruimte met overal doeken en aankleding. Warme rode kleuren in een ronde kamer met in het midden twee banken, tegenover elkaar. In de ene zat heer Driscal met een boek en keek op toen zijn gast arriveerde. "Ah, raadgever en generaal Bizoe. Ik zie dat u terug bent, dat is fijn. Hoe was het in Sibilo bij onze waarde heer Pierre." Bizoe ging op de bank tegenover Driscal zitten en genoot zichtbaar van deze luxe. "Prima, ik geloof dat Pierre geen probleem meer is. Sibilo is tot uw beschikking. U heeft nu uw vrije doorgang naar Bargos om uw slag te slaan. Ik heb echter nog enkele mededelingen." Driscal had ondertussen zijn boek aan de kant gelegd en wenkte een bediende om een drankje voor hem en zijn gast. "Nou vertel op, wat heb je voor informatie? Gaat het om Momo? Of die lastige, vervelende Tamir..." Bizoe grinnikte:"eigenlijk wel...het laatste bericht over Momo is dat hij niet meer gezien is nadat hij probeerde te ontsnappen van die mirthinidin dwergen, waar ik hem met een fijne smoes heb heen weten te lokken. Mogelijkheid bestaat dat hij het parallel niet heeft overleeft of dat hij ergens in een godvergeten plek ligt na te smeulen. En als hij een bjargul wordt, dan is dat alleen maar gunstig voor u. Desalnietemin, daar hebben we even geen last meer van." Driscal leunde achterover en sipte aan zijn thee dat net was binnengevracht:"Ach, ik moest toch al van Momo af. En op deze manier heeft ie niet door dat ik hem belazer." "Prima plan, mijn heer. Maar nu het andere bericht. We hebben het bericht dat Tamir en dat meisje meenamen niet meer gezien. Althans, die dwergen hebben ons duidelijk gezegd dat ze zijn gevlucht. Het zal ze meer dan een paar weken kosten om zonder paarden in Bargos te komen en daar kost het ze ook weer tijd om het bericht bij Jivago te brengen. Zoals u begrijpt, hij komt tijd te kort." Bizoe rekte zich uit en gaapte. "Ik heb verdomme een lange rit achter de rug...voor dit pakje." Uit zijn zak haalde hij het pakje en overhandigde het aan Driscal. "Is dit wat ik denk dat het is?" "Zeker weten mijn heer, ik heb er drie tovenaars voor moeten vermoorden. Het was ze nogal wat waard. Daarna moest ik nog een halve dag zoeken eer ik het had. Maar goed, nu is het van u." Driscal keek naar het pakje en maakte het snel open. Even later lag in zijn hand een helder zwart bolletje, niet veel groter dan het puntje van zijn wijsvinger. "Ha, prachtig...oorlog voeren was nog nooit zo makkelijk"

"Ik snap u niet, glimbaard. U vecht voor mensen die u niet kent. U vecht tegen dwergen. U vecht tegen een volk dat luistert naar heer Driscal net als uw eigen volk. Eigenlijk vocht u daar tegen alles wat u bent, maar wat ik zo vreemd vond was dat u dat met alle mogelijke kracht en alle overtuiging deed alsof het de waarheid was." Glimbaard hield zijn mond en keek de prins alleen maar aan. Hij keek niet vriendelijk maar tegelijkertijd kon je niet zeggen dat hij bood was. De prins ging verder. "een 2 dagen eerder dan dat jullie hier arriveerde kwam hier een bode aan, genaamd Bizoe, hij is niet echt een bode, want hij bezit een bepaalde overredingskracht niet gemaakt voor gewone mensen als een ander. Maar goed, hij kwam als bode en vertelde dat Driscal een stel verraders zou sturen. Verveeld als we waren besloten we mee te doen en een spel met jullie te spelen. Mijn volk zat te schreeuwen om spanning en je begrijpt dat met een stelletje verraders wij onze lol wel op konden. Inderdaad verscheen er twee dagen later niet vier maar drie lui door de berg. Dat waren jullie Hij had duidelijk vier man gezegd, dus we wisten niet zeker of we de juiste hadden en besloten jullie rustig aan te pakken. Op het moment dat de vierde speler zich aandeed, keek iedereen op, want het was Momo, een niet te vergissen magier in dienst van Driscal. Eigenlijk liep het toen al mis en uiteindelijk zag ik jou daar als een bezetene vechten, dat ik zelf ging twijfelen aan jullie verraders-titel." Glimbaard dacht na over wat hij hier hoorde en de puzzelstukjes begonnen op zijn plaats te vallen. "Dus vertel me glimbaard, wat stond er in dat bericht, wat is Driscal van plan? Hebben wij hier iets te verliezen? Moeten wij dwergen ons verenigen of blijven wij onze haat uitoefen tot onze dood. En denk eraan, eens waren wij één volk"
Ivo 15-01-2007

Glimbaard bleef zeker een halve minuut stil. Langzaam begon hij te spreken. “Wij zijn geen verraders, iemand die verraad pleegt zal nooit tot zijn dood vechten. Ik begrijpt nu ook dat Momo zelf verraden is door Driscal en hij heeft uw stam gebruikt om van Momo af te komen. De prins knikte dat hij het begreep en gaf aan dat Glimbaard door kon gaan. “Tamir had belangrijke berichten bij voor Hertog Jivaco van Bargos die schadelijke zouden kunnen zijn voor Driscal’s plannen. Blijkbaar was Momo opgedragen om die berichten te pakken te krijgen, anders had hij nooit die Bjargul gedood toen Tamir in de arena sprong om mij te redden. Maar Momo wist bij zijn aankomst hier niet dat hij als verrader gekenmerkt was door Bizoe. Ik weet niet wat er in dat bericht stond maar ik weet wel dat het belangrijk is. Driscal heeft mij en twee vrienden van mij ingehuurd om de berichten te onderscheppen als de koerier de aanval zou overleven, wat dus ook gebeurde. De koerier heeft de berichten door gegeven aan Tamir en ik ben daarna achter Tamir aan gegaan. In eerste instantie wilde ik Tamir doode en de berichten aan Driscal geven maar het lot besliste anders. Tamir, Sarah en ik raakte min of meer bevriend en ik besloot met hen meer te reizen. Ik weet nu dat een van de mannen van Driscal dat in de gaten kreeg en heeft jullie gewaarschuwd. In feite ben ik dus ook verraden. Op deze manier kon Driscal drie klappen in één slag slaan: van Momo, mij en Tamir afkomen. De prins liet dit alles even tot zich doordringen. “Ik denk dat het tijd wordt om ons van Driscal te distantieren” begon de prins. “Maar hoe doen we dat zonder dat we de toorn van Driscal over onszelf afroepen?”. “Eens waren wij één volk” antwoorde Glimbaard. De prins glimlachte “ja, en een sterk volk”.

Momo zat in de de tuin van de tempel. De zon scheen vriendelijk tussen de bladeren van de bomen door. Maar Momo vond geen rust. Steeds als hij zijn gedachten liet gaan dacht hij aan Tamir die de berichten nog steeds bij had en Bizoe die voor zijn falen zou moeten boeten en aan zijn overhaaste vlucht. Hij wist dat hij moest opschieten maar de priesters hadden hem opgedragen om nog zeker een week te blijven en Momo vond dat hij niet zomaar kon gaan. Driscal zou niet blij zijn met het nieuws dat hij hem zou brengen maar bang hoefde hij niet te zijn. Driscal had hem meer nodig dan Momo hem. Opeens moest hij aan een goede vriend denken die hij al van jongsafaan kon en vroeg zich af hoe het hem verging. De gedachte had nauwlijks zijn hoofd verlaten toen er een plots een man voor hem verscheen. De mand zat op handen en voeten, zijn mantel zat vol brandplekken en hier en daar smeulde zijn mantel nog na. Kuchend hief de man zijn hoofd op “gegroet vriend”. Momo’s mond viel open. De vriend waar hij aan dacht lag hier voor hem. “Jargo, hoe.. wat.. waar kom je vandaan, hoe wist je dat ik hier was?” vroeg Momo. Jargo kwam overeind en haalde een spiegel uit zijn gewaad. “Er zijn thuis ernstige zaken gebeurd Momo. Ik moest je onmiddelijk zien te vinden. Daarom heb ik de spiegel moeten gebruiken. Ik doe het niet graag want je weet dat het veel kracht kost. Maar het is belangrijk, ik heb slecht nieuws.” Momo knikte en Jargo ging verder “Er zijn drie magiers van het gilde vermoord en het spijt mij je moeten zeggen dat één daarvan uw vader was” Momo boog het hoofd en voelde tranen opwellen. “Momo, er is  tevens een gevaarlijk artefact gestolen.... we hebben je nodig. Er kunnen een hoop mensen gaan sterven als we het niet terug vinden, we moeten weten wie het gestolen heeft en we hebben jouw hulp hard nodig, jij bent een van de machtigste van ons”. Momo hief zijn hoofd op, zijn ogen stonden hard. “Ik zal degene vinden die dit op zijn geweten heeft en hij zou willen dat ie nooit geboren was.”
Martijn 30-01-2007

In het zuiden van Omaru, aan de woeste zee lag een kleine tempel, gescheiden van de zee door een mooi bos. Momo was hier na een week verblijven goed opgeknapt. Hij beschouwde het als een vakantie, maar zijn gedachten bleven afdwalen en kwam hij niet geheel tot rust. Acht dagen terug had een verkeerde vlucht door het parallel hem bijna de nek omgedaan. Overhaast was hij voor zijn leven het parallel ingevlucht en bleef daar langer dan hij ooit was geweest. De warmte, de hitte en de aanwezigheid van een Bjargul in die donkere plek gaven hem weinig kans snel terug te gaan.
Hij werd gevonden door priesters van deze tempel en hadden hem hier goed verzorgd, zonder er ook maar iets voor terug te vragen. Nauwelijks spraken ze tegen hem, maar dat vond hij niet erg. Toch was hij blij verrast toen gisterenavond een oude vriend van hem was aangekomen via het parallel, door middel van een oude techniek met een spiegelartefact. Het was een kleine ronde zwartgrijze handspiegel die Momo meteen herkende als zijn eigen spiegel, gemaakt door hem om makkelijker door het parallel te reizen. Hij moest denken aan de dag dat hij het gemaakt had. Zijn trots was groot en hij was blij dat hij zichzelf bewezen had dat hij een begaafd magiër was. Al gauw daarna werd er misbruik gemaakt van de kracht van de spiegel en Momo kon niet toezien hoe sterk het artefact was en stond erop dat het niet gebruikt moest worden. Tijdens een bijeenkomst van de zwarte gilde greep Momo zijn spiegel en sprak een vloek uit. Hij werd gestraft en ruzie alom ontstond, zelfs met zijn vader. Niet gauw daarna besloot Momo te vertrekken en niemand hield hem tegen. Helaas, wist hij nu, was dit ook de laatste dag dat hij zijn vader in leven had gezien.
Nu was zijn vroegere vriend Jargo hier met het bericht dat zijn vader was gedood door een onbekende persoon. Iemand die het gemunt had op de zwarte kogel een beschermd artefact van de gilde. Nu resten hem alleen nog maar de brieven die hij met zijn vader schreef in de jaren na zijn vertrek. Hoe hij hem had leren kennen door woorden en niet daden. Door zijn reizen had hij hem niet meer gezien en nu…tja, nu kon het niet meer. Momo had zachtjes gehuild en bij het opkomen van de zon had hij besloten om met Jargo mee terug te gaan naar de gilde om te helpen in de zaak. Voor zijn vader, zou hij de persoon die dit op zijn geweten had opjagen en uitleveren. Daarbij kwam ook dat gevoel dat er meer was dan alleen maar die moorden om een zwart artefact.
Echter de vloek van de spiegel zorgde ervoor dat de gebruiker ervan kort na zijn reis door het parallel in slaap zou vallen voor tenminste een halve dag, afhankelijk van de kracht van de gebruiker. Momo moest lachen om zijn vloek:”misschien had ik hem nog sterkere moeten maken…” Jargo had nu meer dan een halve dag geslapen en kon ieder moment wakker worden van zijn heerlijke dromen. Jammer genoeg voor hem zouden ze weer terug moeten naar de gilde en dan zou hij weer in slaap vallen, alleen als nawerking van de vloek nu, zou hij wat langer slapen. Momo moest alweer gniffelen bij de gedachte alleen…maar goed, ze wilde zijn hulp, dat moesten ze er maar voor over hebben. Momo ging op een stoel zitten naast Jargo en keek eens uit naar de architectuur, pakte een oud stoffig boekje uit zijn zak en begon met een veer wat krassen te maken.

Driscal liep langzaam de herberg in. Het was donker en er hing een beetje stof, dat losgewoekerd was door de puinhoop die er nu lag. Hij tilde zijn voet wat verder op en zette zich over het lichaam dat op de grond lag. Naast hem hoorde hij het geluid van het beest, dat zich hier in enkele minuten meester had gemaakt van de herberg. Het snoof en Driscal zag het stof een weg zoeken door de ruimte. Hij voelde de warmte die zich in de herberg had gevuld. Het parallel had zich hier een weg in gebaand en dit gedrocht, deze Bjargul hier achter gelaten. Het beest hoorde hier niet, maar voor Driscal was het een geschenk. Stevig hield hij de zwarte kogel in zijn hand geklemd. Met dit artefact, was het mogelijk een Bjargul te overmeesteren. Het beest bewoog en de planken kraakten. Driscal keek nog eens goed en zag een aapvorm staan tussen het stof en de deeltjes. Met een luide kraak zette het figuur zich af en stortte zich op zijn nieuwe prooi. Driscal deinsde achteruit en ontweek de zwiepende poot, maar voordat de Bjargul opnieuw kon uithalen sloeg Driscal toe. Met de hand waarin de zwarte kogel zat sloeg hij tegen de Bjargul’s arm, die als een kat achteruit sprong. Een zwarte sliert hing tussen de Bjargul en Driscals hand. Meteen sprak Driscal een mantra die hij bleef neuriën. De bjargul bevroor en zakte ineen. De sliert lostte op. Zijn hand deed pijn. Driscal keek naar zijn hand en zag zijn aderen opgezwollen en donker. “Het zal niet veel gekker moeten worden…” langzaam liep hij weer naar buiten en ondertussen deed hij zijn handschoenen aan. De zon scheen op zijn gezicht toen hij buitenkwam terwijl hij wenkte naar zijn bediende:”De bjargul ligt binnen, het is een pittige, hij sloeg me bijna…of ik wordt traag. Zorg dat ze hem meenemen en sluit hem op.” “Ja meester, ik zal er zorg voor dragen dat de bjargul in uw bunker komt.” De bediende rende weg om zaken te regelen en al gauw kwamen er mannen aan met touwen die naar binnen liepen. “Volgens mij is het een mooie vangst, zo’n beest die een herberg met klanten in elkaar rost…de puinhoop, de levens…” Bizoe keek naar de hand in de handschoen en zag een donkere sliert over zijn pols lopen. “Inderdaad, Bizoe,” haakte Driscal in, die gauw zijn hand achter zijn rug verstopte:”het is een aap, een flinke. Er hing nogal wat rook en het was best warm. Het parallel heeft daar minstens tientallen seconde opengestaan.” “Ach u moest doen wat u moest doen, als u niet die kogel had gebruikt had u veel te lang moeten wachten tot u weer eens een Bjargul vond. Nu kunt u ze een opening geven, waarna u ze vangt.” Driscal knikte triomfantelijk naar zijn raadgever en spion Bizoe. “Brandt de herberg af…” Bizoe keek zijn meester na en grinnikte. Driscal op zijn beurt keek naar zijn hand en zag het kleine zwarte bolletje in zijn handpalm liggen…”Ik ben benieuwd wat de keerzijde is…die kracht komt niet zomaar ergens vandaan.” Achter hem vatte de herberg vlam, terwijl een aantal lui een beest op een wagen legde en een groot doek eroverheen legde. Driscal klom op zijn paard en reed weg, achter hem klom een zwarte wolk de lucht in.

Momo had de route in zijn hoofd en kwam precies op de juiste plek terecht. Tientallen meters achter hem plofte Jargo op het gras. Momo keek over zijn schouder en zag Jargo opkrabbelen. Momo’s kleren waren alleen warm van dat korte ogenblik dat hij erdoorheen ging. Jargo daarentegen zat samen met de spiegel onder het stof en as. Zoals iedere trip op deze manier, verzwakte het je. “We zijn er, vlak voor de ophaalbrug.” Jargo knikte en liep op momo af. “Zeg Momo, het wachtwoord is…edelwit…” Jargo’s ogen werden zwaar en langzaam konden zijn benen hem steeds moeilijker dragen. “Ik zou gaan zitten als ik jou was, anders kun je nog een goede buil vallen en wakker worden doe je toch pas straks…” zei Momo met een glimlach om zijn mondhoeken. “De vloek is sterker nu, omdat je nog sluimert van de vorige…” Een paar minuten later lag Jargo op het gras te slapen. Momo keek hem aan met een voldoening van zijn vloek. Hij liep naar de ophaalbrug en mompelde het woord edelwit. Even gebeurde er niks en toen ratelde door een mechanisme de kettingen langs het ijzer, die in verbinding stonden met de ophaalbrug. Hier was Momo al 5 jaar niet meer geweest. Een dreun van de ophaalbrug toen die neerkwam deed Momo lopen. Jargo haalde ze wel op. De stenen burcht kwam dichter bij en in de opening zag hij de magnus, het ordehoofd, staan en groette hem met een serieus gezicht. Op zijn beurt groette de magnus hem terug. “Waarde Momo, het spijt ons van uw verlies…” Momo bedankte de oudere en liep met hem naar binnen. Magnus gaf een teken en enkele mensen haalden Jargo op. Al gauw daarna klom de ophaalbrug weer omhoog en sloot met een zachte klik…
Ivo 22-02-2007

In de verte zagen ze de machtige muren van de Bargos Stad. Bargos was een van de grootste en rijkste steden van het rijk en door haar ligging van zowel strategisch als economisch belang. Tamir kwam uit een plattelands stadje in het oosten en hoewel hij vaker in Bargos was geweest overviel de grootte van de stad hem telkens weer. Sarah had nooit meer gezien dan de herberg en een paar nabij gelegen dorpen. De aanblik van de stad boezemde haar angst in. Tamir spoorde zijn paard aan tot een korte draf en Sarah volgde.

Vol ontzag keek Sarah naar de muren en de hoge gewelfde poort die toegang gaf tot de stad. “Wie heeft dit gebouwd?” prevelde ze. Tamir draaide zich naar haar om en zei “gewone mensen zoals jij en ik”. Sarah bleef naar boven kijken “ongeloofelijk”. Eenmaal binnen stegen ze af. De drukte op straat maakte het onmogelijk om te rijden. Rustig met hun paarden aan de hand liepen ze door de stad. Sarah inmiddels bekomen van de schok keek Tamir aan. Iets in zijn blik zei haar dat iets hem dwars zat. “Is er iets” vroeg ze voorzichtig. “Oh, niets” antwoorde Tamir. Sarah hield hem tegen en ging recht voor hem staan. “Volgens mij wel”. Tamir keek haar aan “Waarom denk je dat toch?”. “Voor mij heb je geen geheimen meer knul, iets zit jou dwars en ik wil weten wat”. Tamir slaakte een zucht. “Oke, er zit me iets niet lekker. Het valt me op dat er veel meer stadswachten op straat zijn, ze proberen niet op te vallen maar ik kan ze er zo uitpikken en ze dragen meer wapens dan de laatste keer dat ik hier was.” “Wat bedoel je?” vroeg Sarah. “Er is hier iets gaande maar ik begrijp niet wat” antwoorde Tamir. “Eerst maar naar mijn oom, die kan misschien wat meer vertellen wat er aan de hand is en daarna moeten we een manier zien te vinden om die berichten bij Jivaco af te leveren.” Langzaam liepen ze verder en kwamen in het deel van de stad waar de rijkere mensen woonden. De huizen stonden verder van de straat, de straten waren schoon en veel minder druk.

Tamir bleef voor een groot huis staan. Het huis had een stenen voorgevel en had drie verdiepingen. Tamir klopte aan. Slechts enkele seconde later ging de deur open. Een lange slanke man verscheen in de de deuropening. De man’s gezicht stond uitdrukkingloos maar langzaam spleet zijn gezicht in een grijns die even later overging in een hartelijke lach. Tamir en zijn oom omhelsde elkaar een moment. Daarna pakte de man Tamir bij de schouders hield hem voor zich en keek hem met een keurende blik aan. “Tamir, je wordt zowaar een knappe vent!” De ogen van de man draaide naar opzij en vielen op Sarah “En je gezelschap ook!” “Het is goed je te zien oom Jozias” zei Tamir. Jozias trok hun naar binnen en duwde hen voor zich uit de woonkamer in “Ga zitten, ga zitten” zei hij en ze namen elk plaats in een van de grote fouteiles. De kamer was weelderig ingericht. Dikke tapijten lagen op de vloer en diverse schilderijen sierden de muren. Door een groot raam viel de zon naar binnen. Sarah keek haar ogen uit. Tamir liet zijn blik waarderend door de ruimte gaan. “Ik zie een hoop nieuwe aanwinsten Jozias”. “Ja de zaken gaan uitstekend” atwoorde Jozias “maar je bent vast nier hier om je goedkeuring te verlenen aan mijn inboedel, is het wel?” Tamir lachte en zelfs Sarah kon een glimlach niet onderdrukken. “Wat brengt jouw hier Tamir?” vervolgde Jozias. Tamir haalde het bericht onder zijn tuniek vandaan en legde die op de tafel. “Deze brief, gericht aan Jivaco”. Jozias ogen gingen van de brief naar Tamir. “Bedoel je hertog Jivaco? Hertog Jivaco van Bargos?”. “Ken jij dan een andere Jivaco?” vroeg Tamir droog. “Ik geloof dat het tijd wordt voor een borrel” antwoorde Jozias en klapte in zijn handen waarop een bediende de kamer in kwam.MarijnMartijn 10-03-2007

“Dus als ik het goed begrijp brengt u mij dit slechte bericht zonder enig bewijs. En ik zou u op uw woord moeten geloven. U moet me toegeven dat dit naar een sterk verhaal luistert en dan bedoel zo eentje van het perkament uit een café. Luister zelf even. Uw herberg is afgebrand en u ontsnapte. Vanuit het bos zag u dat hier heer Driscal achterzat en u beweert eveneens dat hij onrechtmatig de plaats heeft ingenomen van de Hertog van Omaru. Deze laatste zit welgeteld nu een kerker te rotten zeker. U bent als een speer hierheen gekomen omdat een paar weken eerder uw dochter en een passant een rechtsgeldige brief zouden hebben die aan mij bezorgd moest worden, afgeleverd door een met pijlen doorboorde koerier. Echter heb ik hier nooit deze mensen gezien en die zouden toch al ruim voor u aangekomen moeten zijn. Dacht u niet?” De waard schudde zijn hoofd:”Maar u begrijp het niet, mijn dochter Sarah en die Tamir werden achterna gezeten door Mirthinin dwergen, eveneens onder de duim van heer Driscal. Ze werden opgehouden en ik moet bekennen dat ik me nooit ernstig zorgen maakte” Jivaco richtte zich op:”Stop met die kolder…ik wens niet mijn tijd te verdoen met praat van de straat. Als u had gevraagd of u eten wilde of een extra deken had ik het u welwillend gegeven, maar op deze informatie zit ik niet te wachten. Breng deze man naar beneden en laat hem een nachtje slapen in de cel. Geef hem morgenochtend eten en een deken.” Sarah’s vader voelde zich teleurgesteld en droevig. Niet alleen stond hij er nu alleen voor, omdat Jivaco, heer van Bargos, niet wilde luisteren, maar bovenal had hij hier het bericht gekregen dat zijn dochter nooit was aangekomen. Wellicht was zijn dochter ook omgekomen voor het bezorgen van een brief. Die gedachte gaf hem steken in zijn borst, hier durfde hij niet aan te denken. Heel voorzichtig wilde hij nog geloven dat zijn dochter in leven was. Twee paar armen hielden hem vast en trokken hem de kamer uit naar beneden en vanuit zijn ooghoeken zag hij de Hertog hem nakijken met zijn strakke gezicht. Als de Hertog niet naar mij wil luisteren, misschien dan de mensen op straat, dacht hij.

Tamir nam een goede slok van de borrel die Jozias hem aangereikt had. “zit je lekker” Tamir knikte naar zijn oom. Jozias zakte achterover en begon:“Ongeveer een week geleden kwam er hier een man van middelbare leeftijd en die wenste een audiëntie voor Hertog Jivaco. Er waren weinig mensen die hem opgemerkt hadden, maar daar kwam snel verandering in. Een aantal dagen nadat hij een naar zeggen, mislukte audiëntie had, begon er in de straten een verhaal te ontstaan. Blijkbaar had deze man iets te zeggen en wilde de hertog niet luisteren, daarop besloot hij het aan de wilgen te hangen. Iedereen kent het verhaal van de verdwenen kinderen met de brief van de dodelijk getroffen koerier, de geheime oorlog in het land Omaru en het verraad van Driscal.” Sarah sprong overeind:”Dat moet mijn vader zijn…behalve de verschrikkingen die hij heeft meegemaakt kan hij als geen ander een mooi en geloofwaardig verhaal vertellen.” Een aantal tranen gleden over haar wangen:”Waar is hij?” Jozias was opgestaan en beliefde de jonge vrouw weer te gaan zitten:”Ik ben nog niet klaar, want jullie kunnen natuurlijk wel voorstellen wat er gebeurd als jullie opeens opduiken met die brief. Ha, laat staan hoe ik opkeek toen jullie vertelde dat jullie een brief hadden voor Jivaco…” Alle drie moesten ze glimlachen om de rare situatie:”Jivaco heeft om de mensen gerust te stellen in de stad meerdere wachters en soldaten geplaatst, maar evengoed weten jullie en ik dat heer Jivaco het verhaal niet geloofd. Daar zijn jullie voor…die brief is de sleutel tot het verhaal. En als ook maar een klein deel van verhaal waar is wat je vader vertelde dan hebben nog steeds een groot probleem. Jivaco’s troepen zijn hier niet, die lossen een geschil op met onze zuiderburen. Problemen van twee kanten kunnen we dus niet hebben.” Tamir begon te spreken:”Ik geloof dat Driscal een goed plan heeft en dat hij wist dat Jivaco’s troepen hier niet zouden zijn. De heer van Omaru is Jivaco’s neef en dus heeft die meer informatie over Bargos dan hij zou denken.” Sarah zat er rustig bij en volgde het gesprek niet. Ze was opgestaan en tuurde de straat op. Plots draaide ze zich om:“Ik moet mijn vader vinden…” Met rasse schreden liep ze op de deur af en ging naar buiten. “Sarah wacht…” riep Jozias en Tamir na, maar ze was al de deur uit. “Ik denk dat ik Sarah maar een achterna ga…anders verdwaalt ze nog”

Momo ergerde zich wederom aan de aanpassingssnelheid van zijn oude orde:”Wat doen ze hier toch de hele dag…als ze nu niet eens meewerken dan doe ik ze wat.” Door de deur kwam een jongeman aanrennen:”Meester Momo, de barrière is opgeheven…u kunt de kamer in voor inspectie…” Momo stond op achter zijn vaders bureau:”Dat werd ook eens tijd na twee dagen…Het lijkt wel alsof jullie me willen belemmeren in mijn werk.” De jongen kreeg een rood hoofd en holde snel weer weg. “snotaap dat het is…net als ik vroeger…” Met een kalme pas liep hij naar de kamer van de zwarte kogel. Hij wist nog precies de weg tussen de nauwe gangetjes en de met mos bedekte muurtjes. Even later stond hij voor een zwarte glanzende deur. De man voor de deur liet hem binnen:”Alles is nog precies zoals ze het gevonden hebben.” Momo knikte naar de man en trad binnen. Rustig sloot hij de lichte deur achter zich en zijn ogen begonnen de kamer af te zoeken. De kamer was een ovaal en liep nog een lang stuk door. Er stonden 3 kleine altaren in met ieder een voorwerp erop. Op de middelste lag een omgevallen kandelaar zonder de zwarte kogel. Nog steeds was de muur aan de binnenkant helemaal afgesleten en stoffig. Toch waren er enkele vlekken die zich aftekende op de muur naast de middelste altaar. Momo liep rustig naar de vlek die hij op de muur zag langs het eerste altaar met een klem waar zijn spiegel op had moeten liggen. Hij stootte zijn voeten aan een object. Momo keek omlaag en keek recht in de ogen van zijn vader. Hij zette een stap achteruit en een misselijkheid kroop over hem heen en maakte zich langzaam meester.
Ivo 16-03-2007

Tamir haalde Sarah in en hield haar staande. “Je kunt niet zomaar de stad in lopen, elke herberg inlopen en vragen of ze jou vader hebben gezien. De stad zou binnen de kortste keren in rep en roer zijn nu ze weten dat wij hier zijn”. “Mijn oom kan ons helpen. Hij is een invloedrijke man hier in Bargos, hij kan ons vandaag nog een audientie met Jivaco regelen. Als Jivaco ons wil ontvangen zal jouw vader ook wel snel boven water komen, dat weet ik zeker. Kom mee naar binnen”. Sarah liet haar hoofd zakken en liep voor Tamir uit terug het huis in. “De paarden worden voor de koets gespannen. Jullie brijpen natuurlijk wel dat ik jullie ongezien het paleis van Jivaco in moet zien te krijgen. Jullie reizen in cognito”. Sarah keek Jozias vreemd aan “In wat?”. “Ehmm, dat betekend dat je.... nou ja laat maar”. “Jullie kunnen jezelf boven omkleden, Missa heeft geschikte kleding voor jullie klaar gelegd.

“Het wordt een indruwekkende verzameling, Heer”. Bizoe bekeek een grote Bjargul die tegen het hek beukte. “Ja en ze hebben behoorlijk wat .....temperament” antwoorde Driscal. Driscal keek naar de zwarte kogel in zijn hand en even ging er een zweem van bezorgheid over zijn gezicht die echter Bizoe niet ontging. “En ze kosten niks” ging Bizoe verder. Drical keek even opzij naar zijn raadgever en dacht aan wat de kogel voor keerzijde zou kunnen hebben maar sprak deze gedachte niet uit. “Ik moet nog wat zaken afhandelen” zei Driscal draaide bruusk om en liep zonder op antwoord te wachten de trap op. Bizoe wachtte tot de voetstappen van Driscal wegstierven en reikte toen in de borstzak van zijn tuniek. Een perfect gladde zwarte kogel kwam te voorschijn. Bizoe vreef over het gladde oppervlak van de bol en het werd stil achter het hek. Een brede glimlach verscheen op het gezicht van Bizoe. Zijn plannen liepen gesmeerd. Het zou niet lang meer duren voordat Dirscal erachter zou komen dat hij niet de echte kogel van macht had maar dan zou het al te laat zijn, de kogel zou zijn werk afmaken.

Sarah voelde zich een prinses. Ze had een jurk aan waar haar vader minstenst twee jaar voor moest werken in de herberg. Tamir was vaker bij zijn oom op bezoek geweest en had al vaker aan officiele gelegenheden deel genomen en de daarvoor vereist kleding gedragen. Maar blijkbaar had Jozias nog een aparte kast met nog duurdere kleding voor dit soort aagelegenheden. Tamir keek op naar Sarah. Eens temeer bewonderde hij haar slanke figuur dat nu extra geacentueerd werd door de jurk die ze aanhad. “Je ziet er prachtig uit” flape Tamir eruit. Tamir sloeg een hand voor zij mond. Sarah kreeg een blos op haar wangen en Tamir werd zo mogelijk nog rooier. “Dank je schat, die kleren staan jou ook er goed” antwoorde Sarah maar de blik in haar ogen sprak meer dan dat alleen. 

Momo knielde neer naast zijn vader. Twee dode ogen staarde hem aan. Momo slikte moeilijk en kon zijn tranen amper inhouden. Mono reikte met zijn hand naar zijn vader en sloot de ogen van zijn vader. Bij de eerste aanraking voelde Momo een schok door hem heengaan. Woede vlamde in hem op en een haast dierlijke schreeuw kwam uit het diepste van zijn ziel. Golven van warmte voelde Momo door zijn armen naar zijn hart stromen en hij voelde macht in zich opwellen. Zijn geest werd helder en hij stond op. Momo sloot zijn ogen en een ongeloofelijke hoeveelheid mana begon zich tussen zijn handen te vormen meer dan hij zich ooit had kunnen voorstellen. Momo’s ogen gingen weer open. De tijd begon te vertragen tot deze tenslotte stilstond en daarna begon terug te lopen steeds sneller en sneller. Momo zag zichzelf opstaan  bij zijn vader en daarna zag hij zichzelf achteruit naar buiten lopen. Daarna volgde er een lange periode van duisternis. Toen kwam er weer licht. Momo zag een aantal magiers de drie dode lichamen waaronder zijn vader naar buiten dragen. Daarna zag Momo een man de zwarte kogel van macht op het altaar leggen. Een schok ging door Momo heen en zijn concentratie brak. Hij stond weer in het hier en nu maar het laatste beeld bleef voor zijn ogen hangen. Hij herkende die man.
Martijn 28-03-2007

“Mijn vader leefde nog nadat de steen al gestolen was…Hij was bedrogen!” Langzaam kwam Momo weer op andere gedachten. Snel had hij nog wat bewijsstukken bekeken, maar die verbleekte bij de gedachte dat dit allemaal opgezet zou zijn. Waarom hadden ze dan toch zijn hulp nodig? Waarom lieten ze hem al deze moeite doen? Zijn blik stopte weer bij het levenloze lichaam van zijn vader…waarom?

“We konden het niet slechter treffen” mopperde Jozias terwijl hij naar de menigte keek die zich voor het huis van de Hertog had verzameld. Een grote groep, voornamelijk arme en minder bedeelde Iksiers uit Bargos hadden zich bijeengeroepen om op te komen voor hun rechten. “Zul je zien dat ook deze mensen zich het verhaal van je vader hebben aangetrokken en proberen nu ook hun kans, hetzij door te protesteren.” Met zijn vieren keken ze naar het hele gebeuren toen er een man op hun af kwam:”Kunnen jullie wat geld lenen of komen jullie ons helpen. We proberen te praten met de Hertog, we willen onderhandelen. Als er een oorlog komt dan zullen wij het weer moeten ontgelden… Dat is natuurlijk ALS er een oorlog uitbreekt.” Jozias wimpelde de man af en stuurde hem terug naar de groep.:”Ik denk dat het moeilijk is om nog een audiëntie te krijgen als al deze mensen dat al willen,” zei Tamir. Een andere vrouw kwam er bij:”Help ons mensen, wij willen met Jivaco praten, denk aan onze kinderen. Of die draakskal nu komt of niet…de kinderen” Opnieuw wimpelde Jozias de vrouw weg, maar hoe meer hij zijn best deed, hoe meer mensen zich met hem gingen bemoeien:”U bent niet de enige die met Jivaco wil praten,” riep een zwerver. Sneller dan verwacht raakte een tomaat Jozias tegen zijn schouder. “Heeft u niet al geld genoeg…,” kwam er van een andere kant uit. Jozias draaide zich om en liep terug met zijn gezicht op onweer. Een tweede tomaat raakte hem bovenop zijn hoofd. “Ik denk dat we beter kunnen gaan.” Een zachtjes boegeroep achter hun maakte die indruk tot een bewezen feit. Na enkele meters stond er weer een zwerver voor hun. Jozias duwde hem aan de kant zodat hij op de grond viel. De rest van het groepje liep er langs en Sarah keek hem nog verontschuldigend aan en maakt een sorry beweging met haar schouders. Op dat ogenblik bleef ze verschrikt staan. Tamir draaide zich om en greep haar bij de arm:“Sarah, kom mee, we kunnen hier niet blijven staan…” Sarah begon te huilen…”vader!”

Langzaam legde Momo zijn handen op zijn vader en zocht de concentratie die nodig was. Heel even gebeurde niks. Een witte kleur lichtte op opnieuw spoelde zich het beeld van de afgelopen dagen zich door Momo’s hoofd, dit maal was hij zich bewust van het gebeuren en het leek wel alsof hij zich in die tijd bewoog, ook al was het een projectie. Dit maal spoelde zich alles veel langzamer af, maar het beeld bleef heel wazig, behalve het laatste beeld. Daar stond weer die man met een zwarte dolk in zijn handen en Momo zag hij hoe zijn vader vanuit de dode positie omhoog viel in het mes en de man deze daarna uit zijn vader trok. “moordenaar” Het witte lichte doofde uit en Momo zat weer naast zijn vader…”Bizoe…de raadgever…een verrader en moordenaar…”

Driscal zat op zijn bed in zijn kamer, naast hem lag zijn hemd. Er moest iets gedaan worden, die zwarte kogel deed iets verschrikkelijks met hem. Met macht komen ook problemen en dat was iets waar hij nu een einde aan moest maken. Met een makkelijke beweging draaide hij het stuk stof om zijn linkerbovenarm en trok het strak aan. Hij voelde hoe zijn aderen in zijn arm begonnen te kloppen en duwde tegen zijn huid aan. Nu kon hij goed zien hoe zwart zijn aderen waren geworden, waarbij allerlei donkere strepen over zijn arm trokken. Iedere keer dat hij een rift opende tussen het hier en het parallel voelde hij hoe de zwarte kogel aan zijn binnenste trok, alsof hij een energiebron was. Dat was de prijs die hij betaalde voor zulke macht, maar gaandeweg besefte hij dat het niet een kleine prijs was die hij zou betalen als hij door zou gaan. Opeens had hij door wat er gebeurde: de zwarte kogel maakte een bjargul van hem. Met aderen zo zwart als de nacht, een huid verschroeid van de verstikkende atmosfeer in het parallel en leeggezogen van je eigen energie. Hij keek weer naar zijn linkerarm, met aderen zo zwart en een hand die wel verbrand leek en het gevoel, dat tintelende levende gevoel was weg. Hij hoopte dat hij het stoppen kon. Dat dit de manier was om het te stoppen. Hij greep met zijn rechterhand het mes van het bed en zonder na te denken begon hij in zijn bovenarm te snijden. Het bed kleurde rood en de kamer vulde zich met een akelige schreeuw van pijn. Een paar minuten later stormde een lakei binnen en zag daar zijn meester liggen, ontdaan van zijn linkerarm.

Momo stond op. Zijn werk hier was klaar…toch, die opzet. Wat had de orde hiermee te doen. Het bleef hem door zijn hoofd spoken…waarom moest ik hier komen? Een zucht vloog door de kamer en blies de enige kaars uit. Momo keek naar de kaars en zonder dat hij het opmerkte sloeg de deur dicht en versmolt samen met de muur. Er waren geen ramen en het laatste licht werd opgeslokt door het zwarte van de nacht. Het was pikdonker en Momo zag geen hand voor ogen…”ze hadden mij niet nodig!” Momo voelde waar de deur had gezeten, maar nergens vond hij ook maar de kleinste aanwijzing. “het was een val!”
Ivo 11-04-2007

De lakei werd lijkbleek en bleef als verlamd staan. Driscal lag op zijn bed, een dolk stevig in zijn rechterhand geklemd, zijn linkerarm naast hem op de grond. Het bed was doordrenkt met bloed en Driscal kreunde. Dit bracht de lakei weer bij zijn positieven en rende de kamer uit. Even later kwam de lakei terug met Bizoe in zijn kielzog. Ook Bizoe schrok van de aanblik van zijn baas. Vlug stuurde hij de lakei weg en deed daarna de deur op slot zodat ze niet gestoord konden worden. Bizoe knielde naast Driscal op de grond. Een gevaarlijk vuur brande in zijn ogen. “Zo, mijn heer Driscal, ik zie dat u de gevolgen van het gebruik van de kogel begint te ondervinden.” Driscal keek Bizoe met een wanhopige bleek aan. “De kogel zou mij macht geven over Bjarguls maar geen Bjargul van mijzelf maken, de informatie van die magiers over die kogel was niet compleet”. Bizoe’s gezicht spleet in een grijns. Hij graaide in zijn zak en haalde zijn Kogel van Macht te voorschijn. Tussen duim en wijsvinger hield hij de kogel voor het gezicht van Driscal “Oh, u bedoeld zeker deze kogel”. Driscal’s gezicht werd asgrauw en hij probeerde overeind te komen maar had de kracht niet. Bizoe schoof een krukje bij aan het bed en ging erop zitten.  “Denk maar niet dat je hier nog uit komt mijn beste Driscal, binnen een paar uurtjes ben jij dood en heb ik de macht over mijn Bjarguls, Jivaco vam Bargos zal aan MIJN voeten smeken voor zijn leven”. Driscal tilde met zijn laatste krachten zijn dolk op en zette hem op zijn borst maar voordat hij kon toestoten haalde Bizoe het mes uit Dirscal’s hand. “Niet zo overhaast mijn beste vriend. Ik heb lang genoeg jouw vuile zaakjes op moeten knappen. Ik wil van dit moment zo lang mogelijk genieten.”

Tamir kreeg een brok in zijn keel. Sarah hield het hoofd van haar vader in haar schoot. Haar voorhoofd raakte dat van haar vader. De mensen weken uiteen en het werd ineens muisstil. Alleen het gejammer van Sarah en de normale geluiden van de stad waren nog te horen. Momenten lang bleef het stil totdat iemand fluisterde “De verloren kinderen”. Plots was de hele groep weer in rep en roer. Tamir en Sarah werden bestormd door de menigte. Er werd getrokken en geduwd. Overal waar Tamir keken waren er gezichen die hem aankeken. In het gewoel raakt het zicht op Jozias en Sarah kwijt. Iedereen stelde hem vragen maar door het lawaai kon hij geen enkele verstaan. Het duw en getrekt werd steeds ruwer tot er trompet geschal klonk met kort daarop hoef getrappel. De menigte begon te schreeuwen en erstond paniek. Tamir had moeite zich staande te houden als was stevig gebouwd. Het was totale chaos en Tamir kon geen kant op. Een zwaarlijvige man duwde Tamir omver maar hij wist zijn val te breken. Tamir probeerde op handen en voeten op te staan maar een zware laars in zijn rug duwde hem terug om de grond. Een diepe stem zei hem nog even te blijven liggen. Tamir wist dat hij geen keus had en bleef liggen. Vanuit zijn liggende houding zag hij ruiters over het plein galopperen de menigte de straten in drijvend. Langzaam werd het rustiger op het plein. Vanuite zijn ooghoek zag hij Sarah die beschermd werd door vier ruiters. Het gewicht werd van Tamir’s rug genomen en hij werd overeind geholpen. Tamir keek in de ogen van zijn belager en was blij dat de man niet met zijn volle gewicht op hem was gaan staan. Sarah kwam naderbij. Er stond verwarring in haar ogen te lezen. Een uitdrukking die Tamir nog nooit in haar had gezien. Ook Jozias kwam nu naderbij en wenkte hen “Kom, Jivaco wacht op ons”. “En waar is vader?” vroeg Sarah. “Die is al binnen”.

Het paleis van Jivaco was enorm. Lopend door de lange gangen van het complex werden Tamir, Sarah en Jozias door een klein leger bedienden toonbaar gemaakt voor een audientie mijn zijn excellentie, de heer van Bargos, zoals hen verteld werd de hertog aan te spreken. Eindelijk kwamen ze bij een grote dubbele deur die toegang gaf tot de werk kamer van Jivaco. Het viertal trad binnen. Een rijzige man stond met zijn rug naar hen toegekeerd gebogen over een tafel. De man droeg een eenvoudige mantel waaronder twee behaarde benen uitstaken gestokken in pantoffels. “Is dat Jivaco?” fluisterde Sarah. De man draaide zich om. De man had een kleine baard en zijn haren waren strak naar achter gekamd, aan de slapen licht grijzend. De man straalde macht uit, ondanks zijn eenvoudige mantel. Twee heldere ogen gingen over het viertal en bleven op Sarah rusten. “Ik ben Jivaco, en jullie zijn ......? “. Sarah’s vader deed een stap naar voren en zei “Dit is mijn dochter en haar vriend....excellentie.”. Een diepe frons ging over Jivaco’s gezicht terwijl hij Sarah’s vader aankeek. De frons verdween en zijn ogen gingen terug naar Sarah. “Dus de twee verloren kinderen zijn terecht.... en zij hebben een bericht voor mij?” Tamir reikte onder zijn dure kleding en haalde het inmiddels zwaar beschadigde bericht te voorschijn.
Martijn 18-04-2007

Momo probeerde rustig adem te halen en te luisteren of hij iets kon horen. Het was zo donker dat hij niet eens probeerde om te kijken. De stilte overmande hem en langzaam voelde het aan alsof hij in het niets stond. Gelukkig voelde hij de grond onder zijn voeten en na een paar voetjes schuifelen voelde hij de kleine altaar. Voetje voor voetje en met zijn handen zoekend door de gitzwarte kamer probeerde Momo wat voorruit te komen. Hoe kwam hij hier nu weer uit? Dit was al de tweede keer dat hij zich overhaast in iets stortte voor iemand anders en opnieuw had hij zich in de nesten gewerkt. Al had hij nu even geen idee hoe hij zich hier uit kon werken. Even voelde Momo een koude rilling over zijn arm lopen. Ook dat nog, een magisch veld…” mompelde hij. Als geen ander had hij een zintuig voor magische zaken en soms voelde hij magie aan zoals je ook een zonnestraal op je arm voelt. Nu het helemaal donker was en stil, kon hij zich daarop goed concentreren. Momo merkte, hoe klein het ook was, een kleine vibratie vanaf de grond komen. In een rustige beweging boog hij voorover om het beter te kunnen voelen. Met een luide bonk stootte hij zijn hoofd aan de andere kleine altaar:”verdomme”.

Rustig vielen kleine druppels bloed op de al doordrenkte vloer. In zijn gezicht was Driscal al bleek en hij voelde zich steeds zwakker worden. Vanbinnen woede een vuur omhoog, een regelrechte haat tegen de man tegenover hem. Bizoe keek naar Driscal met een glimlach op zijn mond. Langzaam zag hij hoe het leven uit zijn voormalige leider wegvloeide als een gat in een dam. Met een precisie keek hij hoe Driscal steeds verder wegzakte in de poel des doods, met als resultaat een lichaam die verzwolgen zou worden door de kracht van de zwarte kogel. Nog even en Driscal zou een Bjargul zijn, een slaaf van Bizoe net als het slaven leger van Bjarguls, waarvoor Driscal zijn leven heeft gegeven…speciaal voor hem. Bizoe moest lachen. Oh, hoe zijn plan had gewerkt, hoe hij iedereen had gebruikt. Driscal bewoog zijn hand over het bed tot hij voelde wat hij zocht…

Tussen de vingers van Driscal lag de nepsteen, die Bizoe hem had gegeven om het leger van Bjarguls op te roepen…Dit was zijn weg uit…Bizoe zou hem nooit krijgen. Ook al was deze steen niet de echte zwarte kogel, hij bezat wel degelijk een kleine kracht. “Bizoe, jij verrader, dat de Bjarguls tegen je keren, dat Jivaco je zal verpletteren…dat…” Bizoe legde een hand tegen zijn lippen:”Maar Driscal, waarom nog zo’n grootspraak, je zag zelf de kracht die een Bjargul heeft, hoe veel sterker ze zijn dan het schepsel dat ze ooit waren. En nu hebben ze een meester, die hun leidt met listige tactieken en formidabele strategieën…samen zijn wij sterker dan je zou willen en dat allemaal door jou…” Bizoe moest lachen en gaf Driscal een schouderklopje. Driscal duwde Bizoe weg en trapte hem met zijn laatste krachten omver. Met een snelheid sprak hij de woorden die hij de afgelopen tijd al zo vaak had uitgesproken. Het parallel opende en de verschroeiende hitte kwam de kamer in. Driscals wond deed pijn. Bizoe kwam overeind:”Driscal waarom je proces versnellen, waarom dit lijden?” Driscal greep naar zijn arm die op de grond lag en sprong tegen Bizoe op. Bizoe hief zijn armen en Driscal smakte tegen de energiebal op, die zijn vijand net had gevuurd. Uit de hand van Driscal schoot een sliert van vuur en raakte Bizoe aan zijn voeten:”Verdomme Driscal doe niet zo vervelend, je bent te zwak om je aan mij te meten…altijd geweest…” Licht aangeschoten trok Bizoe zijn zwaard en sloeg Driscal tegen de vlakte met het heft. “Sla maar toe…dood me…,” zijn woorden beefden door de warme lucht, want dit was niet zoals hij het gepland had. Bizoe hief zonder aarzelen het zwaard op en sloeg toe. Het lemmet schoot omlaag en hakte in verschroeid vlees. Voor hem stond een Bjargul. Bizoe keek naar de opening van het parallel en zag nog een Bjargul verschijnen. Driscal zat achter de Bjargul en grinnikte…Hij liet de kleine zwarte steen op de grond vallen en zag Bizoe kwaad naar hem kijken, maar voordat hij iets kon doen stortte de twee Bjarguls zich op Bizoe. Driscal klom overeind en sprong door het raam…De Bjarguls waren niet opgewassen tegen Bizoe, maar het gaf de oud leider genoeg tijd om te ontsnappen. Met zijn linkerarm in zijn rechterhand en een dichtgeschroeide wond rende Driscal de nacht in, terwijl Bizoe door het gebroken glas naar de zwarte lucht keek. Zijn ogen stonden op oorlog.

De brief kwam met een plof neer:”..interessant. Een brief van de Heer van Omaru, ongetwijfeld wisten jullie dat al. Om er nog maar bij te vertellen dat hij ook mijn neef is.” De Hertog van Bargos stond op en liep op Jozias af. “Stel je voor, een man van het Noorden. Achter de bergen over de grote zandzee…althans dat beweert ie. Een plek waar nog nooit iemand vandaan kwam. En we geloofden hem…zongebruind van de zandzee, afgekoeld op de bergen en verwilderd in onze bossen.” Jivaco draaide zich om keek Tamir strak aan:”Hij vertelde over een leger dat kwam uit het noordwesten en niet lang daarna hadden we oorlog. Samen met Omaru hadden we een leger en we wonnen de strijd, maar sindsdien houden we dat constant in de gaten.” Hij duwde zijn duim en wijsvinger tegen zijn ogen en begon erin te wrijven:”Die man heeft ons toen geholpen…en nu beweren jullie dat hij mijn neef heeft verraden. Driscal de noorderling, heeft mijn neef omgebracht en wil nu ook Bargos overheersen.” Jozias wilde wat zeggen, maar Jivaco draaide zich en gebaarde hem stil te blijven:”Stil…of jullie zijn goede verhalen vertellers of er wacht ons een lastige tijd. De brief is gehavend en ik zou niet kunnen zeggen of deze brief echt is of dat jullie hem gemaakt hebben, laat staan overhandigd hebben gekregen van Driscal zelf. Jullie snappen dat ik hier een dilemma heb. Vergeef me als ik het fout heb, maar tot ik meer weet mogen jullie dit gebouw niet verlaten.” De hertog knipte met zijn vinger en een aantal wachters kwamen het vertrek in. “breng onze gasten naar het ruime vertrek.” Tegen de kleine man naast de deur riep hij:”laat generaal Bosco hier komen…”
Ivo 20-04-2007

Driscal strompelde verder door de nacht maar voelde de kracht uit zich lichaam vloeien. Alles was misgelopen, jarenlang had hij aan dit project gewerkt en binnen een paar dagen was hij het kwijtgeraakt aan Bizoe, zijn onderdaan. Alles was voor niks geweest. Hij was vrij maar wat is dat waard als je toch sterft, dacht hij bij zichzelf. Maar als hij niet weer in de handen van Bizoe terecht wilde komen moest hij verder maar hij kon niet meer en ging zitten. Uitputting overmande hem en hij voelde zich afgleiden in absolute duisternis.

Bosco was een man met een dikke bos grijs haar. Zijn kleding verhulde zijn gespierdheid nauwlijks. Hij was iets ouder dan Jivaco en diende hem al van voor de oorlog met de noordelingen. “Vertrouwd u ze?” vroeg Bosco. Jivaco dacht na “Ik weet het niet. Driscal heeft ons in het verleden geweldig geholpen maar heeft de laatste jaren niets meer van zich laten horen en wat die man met zijn twee kinderen vertelde is iets wat je niet zomaar verzint.”. “En wat denkt u van de brief” vroeg Bosco. “Dat weet ik ook niet. Dat het zegel verbroken is wil alleen maar zeggen dat andere het bericht gelezen kunnen hebben.”. “Normaal zou uw neef zijn berichten toch coderen?”. “Dat klopt” antwoorde Jivaco “Maar bijkbaar had hij daar deze keer geen tijd voor. Er was veel haast bij en dat strookt met het hele verhaal dat die herbergier en zijn kinderen ons verstelde”. “Is er geen andere manier om achter de echtheid van het bericht te komen?” vroeg Bosco. “Jawel er is een manier om erachter te komen of de brief echt door mijn neef geschreven is. Ik ken iemand die kan zien of de brief echt is maar het zal tijd kosten om hem te vinden en misschien hebben we die tijd niet.”.

Er werd water in zijn gezicht gespat en hij kwam langzaam bij zijn positieven. Zijn zicht werd scherper en zag Bizoe vlak voor hem staan met vuur in zijn ogen. Driscal probeerde zich te veroeren maar een ijzeren band sneed in zijn hals. Zijn handen, voeten, hals en middel waren via ijzeren banden aan de koude stenen muur van de kerker geketend. “Wat jij mij daar net flikte was niet aardig van je Driscal”. begon Bizoe. Driscal hoeste bloed op en zij “Dat was ook niet zo bedoeld”. Een klap met de vlakke hand van Bizoe bracht Driscal aan het duizelen. “Dit keer kun je niet ontsnappen vriend en om je te straffen voor die actie van daarnet zal ik dit keer niet alleen toekijken hoe jij langzaam sterft, ik zal toekijken hoe jij zeer pijnlijk en langzaam sterft”. Bizoe greep naast zich naar een mes en begon het rustig te slijpen met een wetsteen. Driscals gekrijs en de gemene lach van Bizoe galmde door de ondergrondse kerkers. De wachter aan de deur huiverde toen het gekrijs overging in gegorgel en uiteindelijk uitstierf.
Martijn 23-04-2007

Een nachtmerrie hield hem al de hele nacht bezig. Steeds weer viel hij in slaap tot hij een uurtje daarna met zweet op zijn voorhoofd wakker schrok. Steeds weer diezelfde droom, waarin donkere schepsels hem achterna zaten. Hij zag ze alleen diep vanuit zijn ooghoeken, maar iedere keer als hij omkeek verdwenen ze in de nacht waarbij hij alleen nog heel vaag hun gele ogen en scherpe tanden zag. Steeds dichterbij kwamen ze tot hij hun adem in zijn nek voelde. Dan werd hij wakker. Glimbaard besloot om wat water te drinken en liep door het donkere hol naar het kleine kraantje. Terwijl hij gulzig dronk besloot hij om op te staan en naar buiten te gaan. In een kalm tempo deed hij zijn hemd en broek aan. Zijn riem gespte hij goed vast, waarna hij een zwaar lederen jas aandeed die aan de ene kant een stuk ingesneden was, zodat zijn bijl fijn in de riem gestoken kon worden. Dat was het laatste stuk…zijn bijl. Even later zat glimbaard op een stukje van het weinige gras dat hier groeide. De mirthinin dwergen waren zijn vrienden geworden. Hij hoopte alleen dat ze ook vrienden konden worden met de huruthan dwergen clan, daar waar hij vandaan kwam. Glimbaard zuchtte. Zijn ogen gingen langs de bergtoppen richting zee. In de verte zag hij een licht verschijnen. De zon kwam op en de dag brak aan:“Wat zouden die dromen betekenen?”

Momo wreef over zijn hoofd en hij voelde al een kleine bult. Soms was hij toch ook een beetje onhandig, niet als het op het ontastbare ging, maar wel als hij zijn handen moest gebruiken. Hij bukte zich om te voelen wat er lag tot hij een hand aanraakte en trok de zijne terug. “verdomme, dat stomme magisch veld, met een beetje magie kon ik zo kijken wat hier gebeurde…” Momo baalde dat deze plek was gedemagiseerd, want anders was hij hier al uit gekomen. Niks hier bezat hier magie en ze hadden op hem natuurlijk al de spreuk uitgevoerd op het moment dat hij hier binnenstapte. Opnieuw bukte hij zich naar de hand, waar hij een kleine magische vibratie voelde. Als hij die magie, hoe klein het ook was, kon omzetten om het parallel te openen, dan zoog de kamer zich vol met energie en kon hij hier weg. Hij voelde aan de hand een ring…een klein ringetje die hij meteen herkende. De trouwring van zijn vader en moeder. Hij trok de ring van zijn vaders hand en hield hem goed vast:”Vader, je bent nu bij moeder, maar weet dat ik je dood zal wreken.” Momo kneep in de ring en begon zachtjes te snikken. Tussen zijn vingers ontsproot een klein straaltje licht…

Bizoe zag het lichaam van Driscal ineenzakken en hoorde de laatste adem die hij zou uitblazen. Hij ving de zucht op in zijn hand en even gebeurde er niks. Toen ging er een lichte trilling door Bizoe heen die zich uitbreidde naar de vloer, de deur, het vertrek daarachter en verder. Hij voelde hoe zijn omgeving veranderde. De vloek, die hij in jaren van voorbereiding, planning en zorgvuldig coördineren van de juiste personen had gecreëerd, was net ontwaakt. De Bjargul hadden een meester en zo ook het volk van Omaru. Niet alleen was de dood van Driscal goed voor een leger van Bjarguls, maar ook om een gedeelte van het volk van Omaru te vervloeken. Vervloekt om hem te dienen. En diegene die niet vervloekt waren, die gingen wel luisteren naar de vervloekte. Met de dood van Driscal was hij in een keer de leider van Omaru en van de Bjarguls die hij uit het parallel had gehaald. Bizoe liep de cel uit en liep het vertrek in. Een bediende die daar aan kwam lopen zag de zwarte meester en boog voorover:”meester…”. Bizoe keek hem aan en grijnsde. Zijn plan was gelukt, tijd om oorlog uit te voeren.
Ivo 27-04-2007

Het plein was afgeladen vol. De menigte scandeerde zijn naam. Bizoe stond op het bordes en keek neer op een zee van mensen. De vloek had zich snel verspreid over Omaru en Bizoe nam het resultaat met nauwelijks verholen trots in ogenschouw. De jaren van voorbereiden waren niet voor niets geweest. Het volk van Omaru lag aan zijn voeten en de mensen die de vloek niet had weten te raken zouden snel worden opgespoord en ter dood gebracht onder een valse beschuldiging en dat zou de menigte in toom houden. Angst was het beste wapen om een volk in de hand te houden had Dirscal hem ooit verteld. Bizoe dacht terug aan het gesprek dat hij met Driscal had gevoerd vlak nadat ze elkaar hadden ontmoet. Driscal had hem verteld over zijn geboorteland. Hoe zijn vader de macht had gegrepen en het land nu in een ijzeren greep hield. Elke vorm van verzet werd keihard neergeslagen. Driscal had verteld hoe hij als derde zoon nooit zijn vader zou opvolgen en had daarom één van zijn broers op een vreselijke manier verraden. Zijn vader kwam echter achter de valse beschuldiging en Driscal had  moeten vluchten. Vijf weken lang werd er letterlijk jacht op hem gemaakt maar hij wist te ontkomen. Bizoe herinnerde nog de uitdrukking op het gezicht van Driscal toen hij vertelde dat hij hier hetzelfde wilde gaan doen als zijn vader in zijn eigen land had gedaan. Toen was Bizoe aan zijn eigen plannen begonnen. Bizoe dacht terug aan het moment waarop Driscal stierf en hij voelde hoe de vloek zich begon te verspreiden. Een brede glimlach verscheen op het gezicht van Bizoe en even daarna galmde er een bulderende lach over het plein. De menigte ging over in extase. Lachend hief Bizoe zijn armen ten hemel en legde zijn hoofd in zijn nek. Met gesloten ogen liet hij het gejuich over zich heen spoelen.

Bosco spoedde zich door de gang met een stokoude man in zijn kielzog. Hoewel Bosco er flink de pas in zette leek de oude man achter hem geen moeite te hebben om hem bij te houden. Bosco klopte op de deur. In plaats van het bekende “binnen” werd de deur open gedaan door een lakei. Jivaco stond in zijn karakteristieke houding gebogen over zijn tafel. Jivaco was gestoken in een eenvoudige tuniek maar had nog steeds niets meer dan pantoffels aan. Jivaco draaide zijn gezicht in de richting van Bosco die schrok van de aanblik van zijn Heer. Jivaco had dikke wallen onder zijn normaal zo scherpe ogen en op zijn immer gladgeschoren gezicht zaten nu stevige stoppels. Het was duidelijk dat hij niet had geslapen vannacht. Bizoe schraapte zijn keel en stelde zijn gast voor aan de Jivaco. “Heer, dit is Istan divichiataromiroklimadovougiriadoskadoridiviliomirodoskolomolos...”. De oude man onderbrak Bosco en zei “Istan is voor mij genoeg Heer” en de man maakte een ongewoon diepe buiging waarbij zijn hoofd de grond net niet raakte. Jivaco knipperde met zijn ogen en het mannetje begon een vreemd hijgend geluid te maken. Het duurde een moment voordat Jivaco begreep dat de man lachte. Jivaco keek naar Bosco die achter de oude man stond en zijn schouders ophaalde. De man bedaarde “Vergeef mij mijn lange achterna...ha..ha..ha..haam maar bij mijn volk is het gebruikelijk om alle namen van mijn voorvaders door elkaar gehusseld in de achternaam te verwerken”. De vreemde tongval van de man viel Jivaco nu pas echt goed op. Jivaco, normaal toch al niet dol op de lange formele begroetingen was te moe om ook maar enigszins de uitstraling van een Heer op te brengen en zei alleen maar “Wat?” Weer dat hijgende geluid. Het bedaren duurde nu aanmerkelijk langer en Jivaco begon zijn geduld te verliezen. De man dubbelgevouwen van het lachen richtte zijn ogen omhoog naar de hertog en zag dat hertog zijn handen zo hard om de leuning van zijn stoel klemde dat zijn knokkels wit werden. Het lachen stopte abrupt en de man kuchte. “Mijn excuses heer maar u hoort mij eigenlijk te vragen wat u voor mij kan doen” Jivaco had de kracht niet om de man tegen te spreken en richtte zijn ogen ten hemel. Hij zuchtte zwaar en opende zijn mond, maar voordat hij iets kon zeggen ging de oude man al verder. “Het is al goed, ik zou toch antwoorden wat IK voor U kan doen”. Jivaco’s ogen boorden zich in die van de man en zei “Pardon?”. Jivaco’s geduld was nu echt op en hij liep stampvoetend op de man af. De oude man verzette geen voet en Bosco wou al in actie komen toen de man zei “Tut, tut, heeft u dan helemaal geen enkel respect voor een oude man die een lolletje wil maken”. Jivaco verloor nu naast zijn geduld ook nog elk gevoel voor proportie en schold de man de huid vol. Bosco’s mond viel open en zijn ogen werden groot, zo had hij zijn heer nog nooit gezien. Jivaco’s ogen flitste even heen en weer naar Bosco en bleven uiteindelijk op Bosco liggen “Heb ik wat van je aan”, schreeuwde Jivaco naar zijn raadgever” en hij keek de oude man weer aan die nog steeds onbewogen voor Jivaco stond. “Mag ik hieruit opmaken dat u geen respect hebt voor oude mannetjes die een lolletje willen maken?”. vroeg Istan rustig. Jivaco inmiddels wit heet van woede had het niet meer en verloor naast zijn geduld en gevoel voor propotie nu ook nog zijn zelfbeheersing en schreeuwde “Erruuuuuuuuuuuuiiiiiiiiiit!”. Toen Jivaco klaar was stond de oude man nog steeds voor hem. “Dat zou ik niet doen” kwam het vanuit de hoek waar Bosco stond. “En waarom dan wel niet?” schreeuwde Jivaco nog steeds kwaad terug. “Ik kan vinden wat u zoekt.” Jivaco keek de man weer razend aan “Ik heb dadelijk een begrafenis ondernemer nodig en die kan ik zelf wel vinden”. “Nee, U weet wel die man die kan zeggen of de brief echt is of niet, die kan ik voor u vinden”. Jivaco was met stomheid geslagen, zijn woede op slag verdwenen. “Maar hoe dan” wist hij uit te brengen. “Met magie” was het korte antwoord van Istan.

Weer was er die korte flikkering afkomstig uit de ring. De ring voelde warm aan en Momo schoof hem aan zijn vinger. Hij voelde een kleine hoeveelheid Mana zijn lichaam in stromen. Momo verzamelde de Mana in zijn handen toen er een stem tegen hem sprak. Momo overdonderd had de grootste moeite de Mana niet te verliezen. De stem kwam van binnenuit. De stem had een vreemd accent en sprak de naam van zijn vader uit, het was meer een vraag. Even was Momo stil maar zei toe: “Nee, ik ben Momo zijn zoon”. Weer was het even stil toen Momo verder ging “Mijn vader is gedood door het gilde der magiërs”. “Wie bent u?”. Een langere stilte volgde “Ik ben Istan, ik was een zeer goede vriend van jouw vader, mijn oprechte deelneming.”
Martijn 01-05-2007

“Misschien moet je maar eens meekomen. Dit zal een boel verklaren.” De dwergenprins stond op en leidde glimbaard door een lange maar lage hal. Aan het einde van de hal vervolgde ze hun weg langs een wenteltrap naar beneden. Terwijl ze daalde begon de prins te vertellen:”Tijdens het akkefietje een maand terug stond je in de ring met een Bjargul. Een zeldzaam donker wezen gekregen van Driscal als cadeau. Het is nou niet echt een huisdier, maar we gebruikte hem om de jonge dwergen op te jutten tot krijgsmannen. Het was een fier en sterk beest en als het een jonge dwerg gelukte dat beest te beheersen dan werden ze geëerd. We hebben die Bjargul bestudeerd en het leek veel op een wolf. Nadat het was gedood hebben we een sectie uitgevoerd en kwamen erachter dat het beest overleefde door een donker consumerende kracht. Een vorm van magie, zoals we die kennen uit het parallel. Je weet dat wij dwergen daar niks mee hebben, maar die tovenaar die in die ring stond, Momo, schijnt daar veel van af te weten.” Glimbaard stond aandachtig te luisteren terwijl ze beneden waren gekomen en een stuk verder een open deur waren binnen gelopen. In de hoek stond in een goudkleurig mineraal waar je doorheen kon kijken. Binnenin zat het lichaam van de dode Bjargul uitgestald. Glimbaard keek de prins aan…”maar dat is een conserveringstechniek, alleen voor koningen die het waard zijn eeuwig herdacht te worden. Waarom deze Bjargul?” De prins glimlachte:”Glimbaard, je bent een jonge dwerg met veel vragen. Jouw droom vertelt jou wat, zoals wij ook die van ons hebben. Waarom ik je hier bracht is dat je het beest moet bekijken. Je zou iets kunnen vinden over jouw droom.” Glimbaard werd stil. Ondertussen liep de prins weer naar buiten:”Als je een antwoord hebt gevonden, kom je me maar weer opzoeken.” Hij sloot de deur achter zich en liet Glimbaard in de kamer achter met het sculptuur. De dwerg liep rustig op het beeld af. Het lichaam van de Bjargul werd zichtbaar en glimbaard liet zijn ogen over het beeld gaan. Het leek alsof hij naar een schim uit zijn droom keek.

“Ik weet niet alles, moet ik je bekennen.” Galmde in Momo’s hoofd. “Ik ben maar een magische gedachte van het moment dat het in deze ring werd gezet. Dus eigenlijk ben ik de Istan van ongeveer 3 jaar geleden.” Momo knikte. De ring trilde eventjes aan zijn vinger. “Ik heb ook niet veel tijd meer...de magie in deze ring heeft een korte levensduur en als ik het goed begrijp heb jij ook wat nodig om te ontsnappen.” Eventjes zweeg de ring:”Aangezien je de zoon van Moha bent, kan ik je dit toevertrouwen. Zoek een man genaamd Bizoe voor hij is het de moordenaar van je vader. Een gevaarlijk man. Een die jouw vader en mijn levende ik al enkele jaren zoeken, totdat hij jou vader vond.” De ring trilde nog zachter als de vorige keer en Momo merkte dat de mana die erin zat zwakker werd. “Momo, gebruik de rest van de mana om te ontsnappen. Zoek...mij...op...” De ring deed niks meer. Snel legde Momo zijn hand op de ring en zocht dat laatste sprankje mana. De stilte keerde terug in zijn hoofd. Om hem heen was het nog steeds duister. Alleen zijn ademhaling was te horen...een zacht zoemen werd er hoorbaar en vanuit zijn hand werd het warmer en warmer. Momo stak zijn hand uit en er flitste een kleine vlam uit. Even kon hij om zich heen kijken. Zijn voorhoofd was bezweet van de warmte die hij had binnengelaten. Hij zag hoe het magisch veld het kleine vlammetje uitdoofde. Een klein zweetdruppeltje viel van Momo’s hoofd af en nog voordat het op de grond viel hoorde je een kleine plof. De druppel siste op de warme grond en op de plek waar Momo had gestaan was nu een leegte. Het laatste kleine scheurtje van het parallel verdween en de temperatuur zakte weer.

De brief was in rook opgegaan voor Jivaco’s ogen. Het oude mannetje had alleen maar:”oeps” geroepen en het as dwarrelde rustig naar beneden. Jivaco was uit zijn slof geschoten en was het oude mannetje de huid helemaal aan het vol schelden. Tussen het gescheld uit hoorde hij weer dat vreemde hijgende geluid:”Heer, vergeef me mijn lolletjes, maar het papier is niet verloren, niet ver...ver..verbrand...” Istan hijgde nog wat verder met zijn gelach, terwijl Jivaco met zijn mond vol tanden doodstil naast het ook wel kleine mannetje stond. “Het is een echtheidstrucje...” Istan bukte zich en veegde de as-snippers bij elkaar en legde ze op een hoopje. “Nu haal ik het papier terug, waarbij alle letters die niet van uw neef, de heer van Omaru, afkomstig zijn verdwijnen. Simpel hè?” Istan hief zijn handen boven de as en begon binnensmond een aantal spreuken op te roepen. Na een kwartier zat Istan nog steeds op dezelfde plek. Jivaco was alweer op zijn stoel gaan zitten en zat met zijn hoofd geleund op zijn handen toe te kijken, waarbij zijn ogen langzaam dichtvielen. “Heer, zou u niet een uur gaan slapen. Je weet nooit hoe lang die magiër nodig heeft en u kunt wel wat slaap gebruiken. Bovendien....” De zin van Bosco werd niet afgemaakt want in het midden van de kamer schoot een lichtflits in de grond en Jivaco en zijn generaal zagen het oude mannetje een paar meter achteruit glijden. Lachende van plezier sprong het mannetje weer op en liep terug. In het midden lag een brief...
Ivo 04-05-2007

Hevig kuchend viel Momo neer op een mossige bosgrond. Hij probeerde op te staan maar zijn benen wilde niet. Zijn cape was na al zijn overhaaste reizen door het paralel niet meer dan een stuk stof vol met schroeiplekken en gaten. Met het roet op zijn gezicht kon hij zo voor een zwerver door. Momo’s geest werd weer helder. Hij sloot zijn ogen en liet zijn gedachten gaan. Hij dacht terug aan de dag dat hij voor Driscal ging werken. Eerste was er niks aan de hand totdat Driscal meer van zijn plannen ten uitvoer bracht. Momo vervloekte zichzelf dat hij toen al niet bij Driscal was weggegaan. Toen kwam die raadgever Bizoe. Het was gelijk duidelijk dat Bizoe minstens zo geslepen was als Driscal maar Momo had hem altijd behandeld als een simpele dienaar van Driscal. Daarna was het snel gegaan. Hij was naar de dwergen gestuurd en had daar Tamir en Sarah gevonden maar de dwergen hadden zich tegen hem gekeerd nadat hij hun Bjargul had gedood om Tamir levend in handen te krijgen. Achteraf was dat niet het slimste dat hij ooit had gedaan. Om zijn eigen leven te redden had hij door het parellel moeten vluchten en kwam bij de tempel terecht waar hij verzorgd werd. Momo was nog steeds verbaasd dat de priesters niets terug vroegen voor alles wat ze hem gegeven hadden. Toen kwam zijn vriend vanuit het niets met nieuws over de dood van zijn vader. Achteraf gezien was het niets anders dan een val geweest om Momo  naar het gilde te lokken om hem vervolgens gevangen te kunnen zetten in de kelder waar een aantal magische artefacten werden bewaard. Door zijn vader mana te grbruiken en terug in de tijd was gegaan was het was duidelijk geworden dat het gilde der magiers van hem af wilde en de aanwezigheid van Bizoe  bewees dat Driscal erachter zat. Bizoe had zijn vader vermoord. Driscal wou van hem af. De kogel wilde hij gebruiken voor het bouwen van een leger van alles verwoestende bjarguls. Toen moest Momo toch een beetje lachen. Alle pogingen van Driscal om Tamir en Sarah te pakken te krijgen waren niet geslaagd en hijzelf was ook nog in leven en vrij. Hij stond op en zag dat het bos in het westen dunner werd. Aangekomen bij de rand van het bos kon hij Bargos stad zien liggen. Istan was daar dat wist hij zeker maar hij kon het niet verklaren.

Jivaco’s ogen schoten over de brief. Hij keek op naar Istan “Er is geen woord verdwenen!”. Istan glimlachte “Dus alles wat erin staat is echt door uw neef geschreven”. Jivaco zeeg neer in zijn stoel en sloot zijn ogen. “Waarom  ben ik zo blind geweest? Ik wist dat er iets gaande was in Omaru en zelfs het verhaal van de herbergier deden mij niet beseffen dat er plannen gesmeed werden door Driscal en nu heb ik het bewijs voor mij liggen en zitten mijn legers ver weg. Ik heb niets anders dan de stadswacht om mijn stad te verdedigen.” Istan liep op Jivaco toe. “Ik kan u helpen en binnenkort zal Momo ook hier zijn, ik heb hem mijn locatie bekend gemaakt via.. nou ja via magische wijze. Ik weet zeker dat Momo u wilt helpen om Driscal aan te pakken al zal u hem zijn voormalige samenwerking met Driscal moet vergeven.” Jivaco begroef zijn gezich in zijn handen en begon te huilen, zijn shouders schokte. Bosco zag het aan en kreeg een brok in zijn keel. Nooit eerder had en zijn heer zo verslagen gezien. Istan zette zijn handen op de schouders van Jivaco. “Maar eerst moet u slapen”. Direct werd viel het hoofd van Jivaco op de tafel. Bosco snelde toe en hoorde de hijgende lach van Istan. Bosco wierp de kleine man een vernietegende blik toe terwijl hij Jivaco probeerde op te tillen. “Wat heb je nou weer gedaan?” beet Bosco hem toe. Istan trok een beuterd gezicht wat er nogal komisch uitzag gezien de leeftijd van de magier. “U hoeft niet zo kwaad te worden, uw heer heeft zijn slaap hard nodig en bovendien is hij over twee uur weer wakker en heeft hij slaap voor twee dagen gehad.” Bosco keek de magier aan. “U bent me toch een vreemde Istan”. “Och ik ben wel erger genoemd” antwoorde Istan en hielp Bosco mee Jivaco op het bed neer te leggen.
Martijn 19-05-2007

“Weet wat je van ons vraagt, huruthan dwerg. Ook al ben je onze gast. Begrijp dat we de vete tussen beide dwergclans niet zomaar kunnen neerleggen en samen strijden tegen een macht die jij in je dromen ziet,” sprak de mirtinhidin prins tegen glimbaard. De dappere dwerg moest even de woorden zoeken om zijn pleidooi kracht bij te zetten. Een moment geleden had hij zich gerealiseerd waar het om draaide. In een kort ogenblik bij de opgezette Bjargul in de kelder kreeg hij een helder moment. Als een kaars die opeens aangaat begreep hij waar de droom over ging. “Ik geloof niet dat jullie de omvang zien van het gevaar dat dreigt. Mijn droom laat een man zien uit het noorden die ten strijde trekt met een leger van…” glimbaard moest even slikken:”…van Bjarguls.” De prins en enkele raadsdwergen stond stilzwijgend te luisteren. De prins hief zijn arm:“Ga door. Vertel ons van je droom.” Glimbaard rechtte zijn rug nu hij het idee kreeg dat ze luisterden. “In mijn droom zijn er vele zwarte figuren die ik alleen zie uit mijn ooghoeken. Vertopt in de schaduw waar ze uit komen. Toen ik de Bjargul beneden zag begreep ik dat die wezens in mijn droom Bjarguls moesten zijn.” Glimbaard boog zijn hoofd omlaag:”in een vorige droom moest ik voor een jongeman zorgen…dat is me niet gelukt.” Door de zaal trok een geroezemoes en glimbaard hield even zijn mond. Zacht mompelde hij:”dat zal me dit keer niet weer gebeuren.” Zijn ogen keken die van de prins aan en hij vervolgde in verheven stem:”Zogauw Bargos en Omaru in handen vallen van die ongeziene leider uit het noorden zijn de bergen van Lomos en Sibilo, onze woonplaatsen, ook verloren. Een leger van Bjarguls zal ons overmeesteren, zolang onze krachten niet gebundeld worden. Zolang we niet ons trots neerleggen voor een ruzie van onze voorouders.” In de zaal werd het onrustig. Raadslieden praatten door elkaar heen en boze blikken werden naar die kleine huruthan dwerg geworpen temidden van de koninklijke zaal van de mirtinhidin clan. De prins stond op:”STILTE!” de raad werd snel stil en alle ogen waren op de prins gericht. “Glimbaard…glimbaard…het zijn lastige zaken waar je het over hebt. Bjarguls zijn een schaars goed en het is al een toeval dat je er eentje hebt gezien, laat staan in zo’n geconserveerde toestand. En jij zegt dat er van deze vieze wezens een heel leger bestaat.” Glimbaard knikte even en de prins ging verder:”Ik begrijp dat de tijd kort is, maar we kunnen zoiets niet zomaar aannemen. We zullen dit moeten controleren. Ik stuur mijn 9 snelste dwergen uit om informatie te verzamelen en zij zullen voor het vallen van de 6 nacht terugkomen om verslag te doen.” De raad praatte weer door elkaar, maar nu rustiger. De prins liep op glimbaard af:”Laat die vete tussen onze clans maar aan mij over, mits blijkt dat je verhaal over de bjarguls waar is.” Glimbaard voelde zich al een stuk zekerder en liep voldaan de zaal uit. Nu was het weer wachten.

“In zulke avonturen is het normaal dat mensen elkaar ontmoeten. Dat ze elkaar leren kennen en vrienden worden. Dat er een band ontstaat. Maar vergeet niet dat het altijd mensen zijn die van betekenis zijn op het grote geheel,” sprak Istan tegen Tamir en Sarah:”En daarom geloof ik ook niet dat jullie hier toevallig zijn.” De twee keken elkaar aan en Sarah nam het woord:”Waar heb je het over, Istan? Ik geloof niet dat Tamir en ik je volgen.” Een hijgend geluid ging door het kleine parkje en enkele mensen keken op naar de oude Istan die stond te lachen. Toen hij was uitgelachen ging hij verder:”In het noordoosten zijn veranderingen gaande die een geoefende magiër als ik kan voelen. Mocht het een oorlog worden, waar jou vader zo in gelooft dan krijgt Bargos het heet onder de voeten. Echter hier in Bargos zijn een boel mensen verzameld die hier nooit waren geweest als deze verandering was ingezet. Jullie zijn hier ook, waar ik mee wil zeggen dat jullie met dit alles te maken hebben. Jullie spelen een rol in dit plot. En laten jullie nu net iets hebben dat ons kan helpen…”

In de schemer van de avond zag de butler zijn meester het labyrint uitkomen. Zijn handen zaten onder het bloed en druppelde langs het kapotte zwaard in zijn hand. “Meester, wat is er gebeurt…” De butler kwam aanrennen met een handdoek in zijn handen geklemd. “Wees gerust, dit is niet mijn bloed. Die oude verrader van een Driscal wist nog wat tegenstand in zijn labyrint te stoppen en dat moest ik even opruimen.” Bizoe griste de handdoek uit de handen van de butler, die hier net een dik uur op hem had staan wachten. “we staan weer een stap dichterbij de overwinning.” Even keek Bizoe nog naar het labyrint:”een paar tellen nog…” Hij wierp de handdoek op de grond en liep het kasteel van Omaru in. In het labyrint was een zacht geritsel te horen en de butler keek om. Het leek wel alsof het labyrint bewoog, maar hij besteedde er geen aandacht aan en liep zijn meester achterna.
Een luid gekraak deed de butler opschrikken en achter rees een enorme stofwolk uit het midden van het labyrint op. Een schim schoot omhoog en scheerde over zijn hoofd en bleef voor de toren van het kasteel hangen. De butler rende geschrokken naar binnen:”M-M-Meester, er is iets uit het labyrinth gekomen…” Bizoe draaide zich om:”Is die niet mooi? Een kleine Bjargul-draak.”
Ivo 01-06-2007

Met een schok werd de hertog wakker. Hij lag in zijn eigen bed maar wist niet meer hoe hij daar gekomen was. Zijn geest werd snel helder en herrinerde zich Istan die zijn handen op zijn schouders had gezet. Razendsnel schoot Jivaco in zijn kleren en gooide de deur naar de gang open. Bijna liep hij Bosco omver die pal voor de deur stond. Slechts met een hoofdknik beduidde hij Bosco mee te komen. Met grote passen liep de hertog naar de raadszaal, Bosco moest moeite doen om zijn heer bij te houden. De raadszaal was leeg en Jivaco ging met een zucht in zijn vertrouwde stoel zitten, Bosco tegenover hem aan de andere kant van het bureau. Jivaco richtte zijn ogen op Bosco en vroeg “Hoe lang heb ik geslapen?”. “Slechts twee uur heer” antwoorde Bosco. “WAT? Het lijkt wel of ik dagen heb geslapen”. “Die Istan heeft vele gaven” ging Bosco verder. “Hij blijft me verbazen”. “Waar is de rest gebleven” vroeg Jivaco. “Die komen zo terug” Het was even stil en Bosco wist waar zijn heer aan dacht “U hebt veel te verwerken gehad de laatse paar uur Heer. Istan begreep dat en wist dat u moest slapen om alles op een rijtje te zetten. Istan mag dan een beetje vreemd zijn en soms onvoorspelbaar handelen maar hij is niet gek”. “Ik weet het, ik weet het” antwoorde Jivaco. “Het werd me allemaal een beetje teveel. Eerst komt er een herbergier de stad binnen en verteld mij dat er een aanval op Bargos op handen is. Ik laat hem gaan omdat ik dacht dat ie een steekje los had maar intussen blijkt hij meer invloed te hebben op mijn mensen dan ikzelf. Dan duiken opeens die twee kinderen op die mij een bericht overhandigen. Driscal zou mij willen aanvallen terwijl mijn legers ver weg zitten. En tot overmaat van ramp komt er dan ook nog een halve gare magier mijn kasteel binnen lopen die mij wel even vertelt wat er allemaal aan de hand is!” Bosco kan dan zijn lachen niet meer inhouden. “Ik ben blij dat u weer een beetje de oude bent heer”. Jivaco lacht mee en dan bloed serieus “Goed ik ga me even opknappen, als ik terug ben verwacht ik iedereen hier, begrepen?”. “Ja mijn heer” antwoord Bosco. Jivaco wil net de deur uitlopen maar draait zich nog even om “Bedankt Bosco”.

Bizoe zat in de raadskamer van het kasteel van Omaru. Met zijn handen gevouwen op zijn hoofd en zijn voeten op het bureau liet hij dit moment van rust zich wel gevallen. Hij dacht aan de voormalige hertog die ooit in dezelfde stoel had gezeten en kon de smaak van de hertog toch niet waarderen. Het was in ieder geval wel een stuk beter dan de tent en later hat oude fort waar Driscal en hij in begonnen waren. Pas nadat de hertog opgepakt was had Driscal hier zijn intrek kunnen nemen. Een glimlach verscheen op het gezicht van Bizoe toen hij terugdacht aan het moment dat Driscal de hertog verraden had. Alles was zo perfect volgens zijn plan verlopen. Driscal had het voorbereidende werk gedaan en hij, Bizoe, had nu de regie in handen. Het mooiste was nog dat de hertog in zijn ambtgewaad in de cel zat. Het gewaad dat hem macht gaf had nu geen enkele betekenis meer. Bizoe lachte om de ironie ervan, het was zijn idee geweest.

Jivaco stond in vol ornaat aan de vergadertafel toen Istan, Sarah en Tamir binnenkwamen. Dit was de eerste keer dat Tamir en Sarah hem in uniform zagen. Zonder uniform straalde de man al macht uit maar in zijn uniform zou je zelfs bang van hem kunnen worden. Jivaco gebaarde hen plaats te nemen en ging zelf ook zitten. Tamir keek de tafel rond en zag Bosco aan de rechterhand van Jivaco zitten, Jozias en Sarah’s vader waren ook aanwezig maar en waren ook drie mannen die Tamir nog niet kende. Snel werden de mensen aan tafel aan elkaar voorgesteld. Een van de twee mannen bleek een raadgever te zijn, de ander een generaal en dan was er nog het hoofd van de stadswacht. Jivaco stak van wal. Eerst liet hij Sarah’s vader zijn verhaal doen over de koerier en hoe Tamir de berichten van hem overnam en hoe Sarah achter hem aan was gegaan. Daarna vertelde Tamir en Sarah hun verhaal. Over hun ontmoeting met glimbaard, over de dwergen van de pas, over de tovenaar Momo en hum ontsnapping. Istan vertelde ook zijn verhaal, over zijn korte contact met Momo. Hij hoopte maar dat Momo snel zou komen en meer licht op de zaak kon werpen. Jivaco stond op en sprak “Ik ben dom en naief geweest” hij zweeg even “Ik had moeten weten dat er iets gaande was in Omaru en ik had nooit mijn beide legers zo ver weg moeten sturen” en daarna op zachtere toon “en beter moeten luisteren naar een herbergier die zijn kinderen verloor”. De generaal stond op en nam het woord. “Niemand had dit van Driscal verwacht, u valt niets te verwijten heer”. Jivaco zakte terug in zijn stoel toen hij iedereen zag knikken. “Goed dan, ik ben alleen naief geweest. Blijft staan dat Bargos aangevallen zal gaan worden door Driscal. Ik ken Driscal redelijke en zal alleen aanvallen als hij weet dat hij zal winnen.” De generaal onderbrak “Maar waar haalt hij de legers vandaan?” Istan stond nu op “Daar heb ik wel een verklaring voor. Waarschijnlijk weet hij dat uw legers ver weg zijn”, Istan zweeg even “En het zou mij niets verbazen als dat door zijn toedoen is”. Jivaco’s ogen sloten zich maar Istan ging door “Hij weet ook dat de muren van Bargos sterk zijn en dat die niet makkelijk in te nemen zijn ook al is uw leger ver weg. Hij moet nog meer troeven hebben, daar ben ik zeker van”. Jivaco verborg zijn gezicht acher zijn haden en het werd stil. “En ik heb alleen maar de stadswacht om mijn stad te verdedigen” zei Jivaco. “Dat is niet helemaal waar” ging Istan verder. Ik heb net met Tamir en Sarah gesproken, ik heb hun verteld dat hun komst hier niet zonder reden is. Zij brachten niet alleen het bericht hier maar zij hebben iets dan ons kan helpen”. “Iets dat ons ‘kan helpen?’” antwoorde Jivaco met een frons. Tamir stond op en zei “Ik weet ook niet precies wat Istan bedoeld maar wat het ook mogen zijn, ik sta aan uw zeide”. Sarah stond op “En ik ook”. Istan stond nu ook op en zei “ik mag oud zijn maar mijn magie is nog altijd sterk, ik zal u bijstaan met raad én daad”. Terwijl ook de andere opstonden zwaaide de deuren naar de raadskamer open. In de deur opening stond een slanke man, zijn mantel zwaar gehavend alsof hij door vuur was gelopen “Ik ben Momo en ook ik sta tot uwer beschikkinging”.
Martijn 16-06-2007

Het stof uit zijn mantel plofte uit de stoel toen Momo ging zitten. Het stofte zijn zwarte mantel, van wat er nog van over was, nog even met zijn handen af. Eventjes kuchte hij nog van wat er van af kwam en toen keek hij rustig om zich heen en zag alle gezichten gespannen naar hem kijken. Hij maakt een gebaar naar zijn keel en Jivaco wenkte daarop weer naar de deur en riep boos iets naar binnen. Een tel later kwam een bediende naar binnen rennen met een glas en een grote kan met water. Momo dronk gulzig een aantal glazen naar binnen, waarbij hij nog flinke druppels morste. Toen hij eindelijk klaar was met drinken zette hij het glas met een klap op tafel. “sorry voor mijn dorst, maar reizen door het parallel en opgesloten zitten in donkere kamertjes maakt me dorstig.” De sfeer werd meteen al gemoedelijker door deze opmerking, maar ook nieuwsgierig. Bosco draaide zich naar Istan toe:”Wat is het parallel?” Momo hoorde de opmerking en stond op. “Laat ik bij het begin beginnen, zodat iedereen het begrijpt. Aangezien iedereen die hier aanwezig is belangrijk is.” Momo keek rond en keek toen naar de gezichten van Tamir en Sarah. “Ook voor jullie en voor jou” Momo keek nu naar Bosco. “Iedereen heeft zijn plicht, want als we niet samenwerken dan zullen we verliezen.” Momo merkte dat er vragen begonnen op te komen en hij vervolgde daarom snel:”We hebben nu een gezamenlijke vijand, eentje die onvoorspelbaar is.” Jivaco stond op:”Maar Driscal is er al langer, we kennen hem. Hij diende mijn broer, wijlen hertog van Omaru.” Momo snoerde hem de mond:”Nee mijn heer, niet alleen uw broer vond dood in het plan van deze tiran. Ook Driscal vond zijn dood. Om eerlijk te zijn geen eerlijke dood, eentje die je zelfs hem niet gunt. Geconsumeerd door zwarte kracht en geslacht door zijn compagnon Bizoe.” De mensen om heen werden stil. Deze man wist wat hun te wachten stond. Hij wist meer en ze zouden wachten en luisteren tot hij het verteld had.

Glimbaard stond op toen de prins zijn vertrek binnenkwam. Hij wenkte hem om te blijven zitten. “Glimbaard, er zijn enkele scouts terug gekomen en we hebben een besluit genomen.” Glimbaard had vijf dagen gewacht in spanning. Ze hadden hem verboden om het hol uit te komen, maar ze hadden hem goed behandeld. Nu stond de prins voor hem met het bericht waar hij op had gewacht:”Ten eerste is het in Omaru rustig, het kasteel wordt goed bewaakt, maar dat is nog vrij logisch nadat Hertog van Omaru is vermoord. Er is ons verteld dat de dader is gepakt. Deze Driscal heeft daarna in een marteling alles bekend, maar schijnt bezweken te zijn aan zijn verwondingen. Wat me meteen tot het tweede punt komt en dat is een recente moord in de zwarte gilde. Meestal betekent dit verschuiving van macht binnen het gilde, maar we vonden het maar angstvallig stil daar. Daarom geloven we dat er iets gaande is en dat de zwarte schimmen die je in je dromen hebt gezien, waarschijnlijk leden van de zwarte gilde waren. Misschien werd je wel beïnvloed door de moorden die daar gepleegd zijn.” “Maar ik heb die Bjargul in de kelder gezien,” glimbaard was opgesprongen:”ik weet zeker dat…” Er werd een hand op zijn mond gelegd:”Nee glimbaard, mijn scouts hebben nergens een Bjargul gezien, die zijn zeldzaam. En jou verhaal is een droom die je niet hebt begrepen. Wij gaan geen oorlog voeren, wij niet en jouw clan ook niet.” Glimbaard liet zich nu helemaal in de stoel terugzakken en was teleurgesteld.”Treur niet jonge krijger, want ik doe je een aanbod die je niet mag afslaan. Het is namelijk zo dat een van de scouts de naam Bizoe noemde. Een schildknaap, een bediende en een bezorger. Al zijn ridders, zijn waren en zijn berichten hebben altijd pech bezorgd, dus ik wil dat jij 20 krijgers uit deze clan zoekt en naar Bargos vertrekt. Ga op onderzoek. En mocht de zwarte gilde iets proberen sla dan terug.” De prins liep naar buiten en keek nog even om:”Je huisarrest is opgeheven, maar we willen je morgen weg hebben. Toen de prins vertrokken was bleef Glimbaard alleen achter. “Ja, en mocht er iets gebeuren dan kan hij altijd zeggen dat hij hulp bood, dat hij geen lafaard is.” Glimbaard was nog een beetje kwaad, maar hij had in ieder geval iets bereikt. Over een aantal dagen zou hij al in Bargos kunnen zijn.

Nadat Momo verteld had wat het parallel was en hoe naar en consumerend deze plek was verteld hij over Bjarguls. De beesten die verloren raakte in het parallel en hier door de verstikkende warmte en de rondslingerende magie langzaam waren veranderd in sterke wezens zonder ziel. Daarna vertelde hij hoe hij van de ene in de andere situatie terecht was gekomen en tenslotte werd opgesloten in de donkere kamer van de zwarte gilde. “En het is daar dat ene Istan me gered heeft.” Jivaco keek om naar Istan en gaf hem een goedkeurende blik. Ondanks het gekke mannetje bleef Istan hem verbazen met goede zaken. “Hij liet een klein beetje, doch goed verstopt, magie achter bij iemand die dicht bij mijn hart stond en dat heeft me laten ontsnappen. Eigenlijk heeft het me op weg gestuurd naar Bargos. Hij wist dat mijn vaders verhaal en die van mij hier verteld moest worden en toen ik jullie verhaal hoorde vanuit de deuropening wist ik zeker dat ik jullie nog wat kon vertellen.” Istan stond op en liep naar Momo:”Ik hoop dat je die ring nog hebt, want om eerlijk is het me maar één keer gelukt om het te maken. Zoiets als jouw vader maar één keer is gelukt om de zwarte kogel te maken…” Momo begon te lachen:”Zulke artefacten worden altijd maar één keer gemaakt en ja hier is je ring, Istan.” Hij graaide in zijn zakken en haalde er een spierwitte ring uit. “Het is een heel mooi staaltje magie, zo’n geheugen ring.” Istan begon trots te glimlachen:”Dat is aardig van u, Momo, maar vertel alstublieft verder.” In enkele passen zat Istan weer op zijn plek en ging Momo verder met zijn verhaal over Bizoe:”Driscal en uw neef zaten in een plan van ene Bizoe en zijn beide vermoord door hem. Deze man is zeer gevaarlijk, vooral nu hij in de macht is van de zwarte kogel. Hij heeft een leger van Bjarguls verzameld en door sterke magie uit de dood van de Hertog van Omaru en Driscal heeft hij ook het leger van Omaru in de hand. Laat staan dat de zwarte gilde waarschijnlijk ook aan zijn kant staan. Het is een overmacht voor Bargos, wiens troepen verdeeld zijn en zelfs met de troepen op de juiste plaats denk ik dat het overwicht van de Bjarguls deze oorlog beslissen. Niettemin kunnen we ze verslaan als we samenwerken. En natuurlijk met een beetje magie.” Momo keek Istan aan die op zijn beurt weer naar Tamir en Sarah keek.
Ivo 20-06-2007

De deur naar de raadszaal ging open. Bizoe draaide zich om en zag de hoge magier van het zwarte gilde binnekomen. De man liep haast geruisloos. Bizoe had de man nooit echt gemogen maar hij wist dat hij het gilde nodig had voor zijn aanval. De hoge magier ging zonder een woord zitten en sloeg zijn kap naar achter. Twee zwarte ogen in een bleek gezicht keken Bizoe aan. Het was duidelijk dat de magier niet op natuurlijke wijze er zou uit was gaan zien. Bizoe had hem vaker gezien en had geleerd zijn afkeer te verbergen maar niks ontging de hoge magier. “Wat is er?” vroeg Bizoe nors. Het bleef stil, pas toen Bizoe de man recht aankeek begon de magier te spreken “Een van mijn mensen heeft gefaald” weer bleef het stil. Bizoe begon ongeduldig te worden “Ja?”. “Momo is ontsnapt” antwoorde de magier zonder een spier te vertrekken. Bizoe ontstak in woede greep de cape van magier waar deze bij zijn hals bij elkaar was gebonden en trok hem over het bureau naar zich toe. De ogen van de magier vernauwde zich en met kracht duwde de magier Bizoe achteruit. Bizoe viel achterover over zijn stoel en kwam met een klap op zijn rug terecht waarbij de lucht uit zijn longen geslagen werd. Met kinderlijk gemak sprong de magier over het bureau en kwam vlak voor Bizoe terecht. Bizoe probeerde op te staan maar de magier zat al bovenop hem. De magier bracht zijn gezicht vlak boven dat van Bizoe en Bizoe walgde van de man’s adem. “Dat was niet aardig van je Bizoe!”. Bizoe probeerde de magier van zich af te duwen maar slaagde daar niet in. De magier dwong Bizoe hem in de ogen te kijken en liet Bizoe toen gaan. Bizoe nog steeds kwaad “Vedomme waarom deed je dat? Jullie hebben gefaald niet ik!”. De magier ging weer zitten. “Ja, die magier heeft gefaald... en voor de laatste keer. Maar we hebben je gewaarschuwd. Momo is gevaarlijk, wij wilden hem gelijk doden maar jij moest zo nodig weer een geintje met hem uithalen en dit is wat er van komt. Je had naar ons moeten luisteren.” Bizoe ging zitten “Ja ik weet dat...” “Ik ben nog niet klaar” onderbrak de magier hem “Het is afgelopen met die geintjes van jou, Driscal was je op dezelfde wijze ook al bijna ontsnapt en kun je me misschien uitleggen waarom de hertog van Omaru nog steeds leeft of vindt je dat soms ook grappig”. Bizoe kon zijn glimlach niet onderdrukken maar deze was opslag weer verdwenen toen hij de ogen van de magier zag. “Momo loopt vrij rond en heeft door zijn vader’s dood een macht gekregen groter dan je je kunt voorstellen. Het is alleen te hopen dat hij dat zelf nog niet ontdekt heeft. Door jouw eigen stomigheid, Bizoe, heb je er een machtige vijand bij en nog veel erger: je hebt het gilde in groot gevaar gebracht. Ik denk dat het tijd wordt om de voorwaardes voor onze overeenkomst te herzien, of wil je het gilde ook als vijand? Bizoe keek de magier kwaad aan, zuchte en zei “Hoeveel goud wil je erbij?” Een flauw glimlachje krulde om de magiers mond en zie op zachte toon “We willen geen goud, Bizoe, ik zal je laten zien wat we willen”. De magier sloot de ogen en zond zijn gedacht naar Bizoe. Toen de magier zijn ogen weer opende zag hij Bizoe met open mond en een ontzet gezicht zitten. “Ik dacht al dat je het een goed idee zou vinden” zei de magier. Bizoe slikte moeizaam en probeerde dat te verbergen maar ook dit ontging de magier niet.

Jivaco stond op. “Momo, hoe ziet die samenwerking eruit?”Momo stond zelf ook op “Er moet nu snel actie ondernomen worden”, zijn stem klonk resoluut. “Het is duidelijk dat we de stad  niet kunnen houden, die Bjarguls kunnen door deze muren heen breken en dan zal de stad snel verloren zijn. Maar als de stad moet vallen moeten we ervoor zorgen dat dat niet zonder slag of stoot gaat. We moeten tijd zien te winnen voor de rest van het rijk”. Momo keek Jivaco aan. “Je bedoelt als Bargos valt zal de weg naar de rest van ons rijk voor Driscal, ik bedoel Bizoe, open liggen. “Precies” antwoorde Momo. “Het belangrijkste is nu dat de legers worden teruggeroepen, dat de koning wordt gewaarschuwd en dat er scouts erop uit moeten worden gestuurd om de bewegingen van Bizoe in de gaten te houden“ Jivaco draaide zich om naar Bosco “Bosco, ik wil iedereen hier, binnen het uur, lukt dat?” Bosco boog “Geen probleem Heer” en hij spoede zich de kamer uit. Jivaco richte zich nu tot Momo. “We hebben even tijd; over die Bjarguls. Ik wist van het bestaan van Bjarguls en dat ze zeer zeldzaam zijn. Ik heb verhalen gehoord over duivels die hele dorpen in de as konden leggen en dat ze bijna niet te stoppen waren. Het is duidelijk dat Bizoe met zijn Bjarguls zal aanvallen en u zegt dat ze met magie te verslaan zijn. Hoe stelt u zich dat voor, wat moet ik met mijn mensen doen om u te helpen?”. “Het enige wat ik nodig heb voor mijn magie is Mana, het probleem is aleen dat Mana niet onuitputtulijk is. Ik kan nooit het hele leger van Bjarguls aan. Het enige wat Istan en ik kunnen doen is een redelijk aantal Bjarguls doden of afleiden zodat de slagkracht iets minster wordt.”. “En hoe zat het dan met die ring” flapte Sarah eruit. Alle gezichten draaide zich naar Sarah. Enkele momenten was het stil. Istan begon te lachten “Dat ik daar niet eerder aan gedacht heb. Momo, de ring, daar kunnen we mana in condenseren, zeg maar opslaan, op die manier hebben veel meer mana tot onze beschikking staan op het moment dat we het nodig hebben dan als we dat uit de normale omgeving moeten verzamelen!” Momo keek somber “Maar het verzamelen van Mana duurt weken, Mana difundeert maar heel langzaam”. Istan ging verder “Er zijn plaatsen waar mana in overvloed is. Als we met z’n tweeen gaan kunnen we daar minstens 50 keer zo snel mana in de ring condenseren als hier.” Istan zweeg even en vervolgde toen “Denk je dat je nog een reis door het paralel aankunt, eentje die langer is dan je ooit hebt gemaakt? “ Momo lachte, “Ach, daar draai ik m’n hand nier meer voor om” en kuchte opzettelijk. Istan draaide zich om naar Tamir en Sarah “Maar eerst moet ik nog even met Tamir en Sarah praten”.
Martijn 24-06-2007

“Stomme lui van het gilde…” Bizoe gromde er een beetje bij terwijl hij door het kasteel liep:”Altijd willen ze meer…” hij graaide in zijn broekzak en haalde er een sleutel uit en stak deze in zijn gebalde hand, draaide de sleutel om totdat hij een klik hoorde. “Maar goed, die tovenaars zijn ook maar mensen…ik geef ze gewoon wat ze willen hebben…” Bizoe grinnikte er een beetje bij terwijl hij een deur opende. Achter de deur zat een lege kamer. “Ow, das niet de kamer…” Met een zwiep gooide hij de deur dicht en draait de sleutel in de andere richting. Na twee klikken stopte hij en opende de deur nogmaals. Nu zat er een lange kamer in met aan de zijkant een lange kast met vele deurtjes en lades. Aan het begin lag een zwart boek met een veer ernaast op een houten tafeltje. Bizoe ging op het krukje zitten en begon in het boek te bladeren….”eens even kijken…de s …es…es…ah ja hier …s p…. sp… sp…. ah…speer…ehm…” zijn vinger ging langs een aantal kleine plaatjes van speren tot hij stopte bij…”De speer van Ynos!” Hij las enkele regeltjes, maar bleef steken bij enkele aantekeningen. “Krijg nou het heen en weer. Ik heb Ynos tien jaar terug nog omgebracht voor deze informatie. Hij had het verstopt in Bargos…ik heb het nooit gevonden.” Bizoe lachte er een beetje bij. “Nou dat is dan geregeld, de zwarte gilde helpt mij om Bargos te overrompelen en ze krijgen hun speer er gratis bij.” Bizoe stond op en liep naar het einde van de kamer en opende daar een lade. “ik zal ze dit maar geven, zodat ze weten dat ik het meen.” Bizoe haalde er een bruine handschoen uit en stopte deze in een mooie zwart fluwelen zak. Fluitend liep hij de kamer uit en gooide de deur dicht. Hij trok de sleutel uit zijn hand en stopte deze weer in zijn broekzak. Nog even opende hij de deur en zag weer een lege kamer. Fluitend liep hij terug naar zijn vertrek.

“Oke, waar het nu om gaat ben jij Tamir” Istan keek hem strak aan en bewoog niet. Hij wachtte op een reactie. Het duurde niet lang. “Wat gaat om mij, sinds we hier zijn doen jullie geheimzinnig over Sarah en mij en nu gaat het weer over mij.” Istan begon te lachen met zijn rocheltje:”Hehe, precies je vader…maar goed, nu heb ik het verklapt. Tamir vertel eens wat weet je van je vader?” Tamir begon een beetje ongemakkelijk te zitten:”Ik ken mijn vader niet, ik draag alleen zijn naam. Hij is gestorven…vermoord…toen ik klein was. Dus ik weet niet wat je over hem wilt weten, maar ik weet niet veel.” Hij liet zijn hoofd een beetje zakken. Sarah legde een arm om hem heen terwijl Istan begon te vertellen:”Bijna 20 jaar geleden is hier op Iks een piek momentum geweest van een stroom mana. Een overschot dat is ontsnapt uit het parallel. Er zijn enkele magiërs geweest die de potentie hadden om in die dagen een artefact te maken. Momo’s vader en ik zijn daar een voorbeeld van. Na het momentum is er jacht op gemaakt en zijn vele artefacten verloren gegaan. Jouw vader Ynos was van huize uit een smid en heeft een speer gemaakt, zonder al te veel magie. Echter de uitkomst was dat de speer in kracht toenam, naarmate meer doden op zijn naam stonden. Jouw vader heeft toen de speer, toen deze te sterk werd, verstopt en wel hier in Bargos. Jij bent zijn bloed en kan deze speer vinden.” Tamir keek op:”Wat!” Tamir moest even nadenken:”oké, stel ik begrijp jullie, maar zei je net niet dat de speer te sterk was. Heeft mijn vader niet alle redenen er toe gehad om de speer te verstoppen?” Istan antwoordde vlug:”De magie die Momo en ik kunnen toepassen om Bizoe’s leger te bestoken is niet genoeg. Ook Bizoe en de zwarte gilde zullen magie gebruiken. De speer heeft nu de kracht om de Bjarguls te verslaan…die kracht hebben wij nu nodig.” Iedereen bleef even stil en Tamir moest beter nadenken. Sarah keek op:”Waar hebben jullie mij dan voor nodig?” Momo stapte naar voren:”Heel makkelijk…Jullie liefde leidt jullie naar de speer.” Sarah begon te lachen:”Wat een onzin! Jullie geloven dat toch zeker zelf niet:” Ook Istan begon nu te lachen, maar bleef plotseling doodserieus:”Nee…sinds jullie hier zijn zie ik jullie steeds naar elkaar kijken. Jullie vinden elkaar leuk, na alles wat jullie hebben meegemaakt. Jullie zijn verliefd.” Momo nam het over:”Ik weet dat het gek klinkt, Sarah, maar Istan en ik hebben het ontrafelt. Ynos was een goedaardige man en wilde niet dat de speer door iedereen gebruikt kon worden. Alleen mensen met een goed hart, met liefde, met mensen om hen heen die ze kunnen beschermen zoals jullie zullen de speer vinden. En natuurlijk zijn zoon.”

Bizoe stond voor de deur en hield zijn hand op de knop. Hij voelde dat de hoge magiër nog aanwezig was. “oké, hier gaan we weer” De deur ging open en de hoge magiër zag Bizoe binnenkomen:”En waar moest ik mijn kostbare tijd op wachten?” Bizoe boog zijn hoofd een beetje:”Nou ik heb mijn verzamelaar gevraagd of hij het uw geschenk kon opsporen. U gelooft mij natuurlijk als ik vertel dat ik de speer van Ynos niet zomaar in mijn bezittingen heb. De collector vertelde mij dat deze in Bargos is verstopt…” De hoge magiër liep op Bizoe af en pakte hem bij zijn jas:”Vertel me dat je geen spelletjes met ons speelt?” Hij tilde hem een stukje op:” Je mag dan wel een mooi leger hebben, maar zonder de gilde gaat je dit niet lukken” Bizoe bungelde met zijn benen in de lucht en kermde een beetje. Snel haalde hij de zwart fluwelen zak tevoorschijn:”Ik begrijp dat u met mij oorlog moet voeren tegen Bargos om de speer te krijgen, maar ik heb hier een gift voor u om de oorlog te vergemakkelijken…” De hoge magiër liet Bizoe los en deze viel op de grond. Met een sierlijke beweging sprong hij overeind, terwijl de magiër de bruine handschoen tevoorschijn haalde. Zijn ogen werden groter:”Hahaha, de handschoen van Walstro. Een artefact uit het momentum. Zonde dat ik er zelf niet bij was, daar ik het grootste artefact zou hebben gemaakt. Deze handschoen, is het waar?” Bizoe klopte zijn tenue recht en knikte:”De drager van de handschoen zal onzichtbaar zijn, echter de handschoen zal zichtbaar blijven…het is waar.” De magiër gaf Bizoe een klap op zijn schouder:”Over twee dagen staan wij tussen de bergen van Lomos en Sibilo te wachten. De overwinning zal snel zijn.” De hoge magiër liep het vertrek uit en trok de handschoen aan. Bizoe zag alleen nog maar een handschoen het vertrek uit lopen toen de deur dichtsloeg…Bizoe grinnikte…”stomme lui van het gilde…”
Ivo 27-06-2007

“Dus mijn liefde voor Sarah moet mij in staat stellen, de speer te vinden?” vroeg Tamir. “Ja, inderdaad” vervolgde Istan. “Jullie hebben een speciale band gekregen door julie reis samen. Je zult meer voor haar over hebben dan je misschien voor andere zou doen”. “Je bedoelt dat ik nu iets heb om te beschermen.” vulde Tamir aan. “Ik geloof dat je het begint te begrijpen (en Martijn nu eindelijk ook). Je liefde voor Tamir geeft je iets om te beschermen, je hebt bewezen een goed hart te hebben em je bent Ynos zoon. Dit alles zal jou de kracht geven om de speer te vinden.” “Maar wat moet ik met die speer en waarom is het zo belangrijk dat ik dat wapen vindt?”. “Dat leg ik later nog wel uit. Het belangrijkste is dat je zo snel mogelijk die speer vindt. Momo en ik moeten nu gaan anders zijn we te laat terug. De aanval zal niet lang meer op zich laten wachten”. Istan draaide zich naar Momo “Ben je er klaar voor, mijn vriend?”. Momo keek Istan quasi nonchalant aan en zei “Ach, eem mens went aan alles”. Istan pakte Momo’s hand en een golf hitte rolde door de kamer. Het vaccuum dat Istan en Momo achterlieten knetterde en het werd weer koel in de kamer, een lichte geur van ozon hing in de lucht.

Alle plaatsen aan de raadstafel waren bezet. Het was muisstil, alle ogen waren op Jivaco gericht. Jivaco legde de handen plat op tafel. “Zo staan de zaken ervoor, heren”. “Hoe heeft u het zover laten komen, waarom wisten wij niets?” vroeg een stadsdeelleider haast verontwaardigd. Bosco kwam snel tussenbeiden “Aan verwijten hebben we nu niets, niemand had dit zien aankomen. Wat nu belangrijk is, is wat we moeten doen om Bargos te redden”. “Wat kunnen we doen?” wierp de staddeelleider tegen. Jivaco stond op “Wat we kunnen doen is zorgen dat Bargos niet zonder slag of stoot zal vallen maar we moeten ook zorgen dat er zo min mogelijk burger slachtoffers vallen”. “De stad moet zo snel mogelijk geevacueerd worden zonder dat er paniek uitbreekt.” Jivaco wende zich tot de leider van de stadswacht. “Hebben we genoeg man om als ordelijk te laten verlopen?”. “Ik denk het wel Heer”. antwoorde de voorman. “Goed, deel uw mannen in bij de stadsdeelleiders. Zei zullen ervoor zorgen dat de mensen snel de stad kunnen verlaten. Akkoord?”. De stadsdeelleiders knikte en velieten de zaal. Jivaco wende zich tot zijn raadgevers. “Ik wil mijn legers zo snel mogelijk terug halen en dat de koning gewaarschuwd wordt”. “Uw legers zijn al in gevecht met een ander vijand heer, terug trekken is geen optie” zei een van de raadgevers. “Als ik Istan moet geloven strijden ze tegen een illusie, een kleine groep mannen van Bizoe die zichzelf doen lijken alsof ze met een groot aantal zijn. En als ik de lees die ik van het front krijg en zie hoe ze vechten zou ik dat niet vreemd vinden nu ik weet dat Bizoe erachter zit. Stuur  onze sneltste koeriers naar mijn legers en de koning, ze zullen niet op tijd komen om Bargos te redden maar misschien wel om de opmars van Bizoe te vertragen en misschien wel te stoppen.”

Verzengende hitte overspoelde Istan en Momo. Hoewel beide heren al vaak via het paralel waren gereisd bleef het elke keer weer een gevaarlijke en uitputtende reis. De lucht brande in Momo’s longen terwijl hij mee getrokken werd door Istan. Zijn mantel smeulde en hij voelde de hitte van de vloer door zijn laarzen heen komen. Hij riep naar Istan maar het gebrul van de vlammen zee was oorverdovend. Istan bleef doorlopen en Momo vroeg zich af waar de oude magier de kracht vandaan haalde. Momo’s ogen begon zondanig te tranen dat het zicht steeds minder werd. Plotseling werd het ijskoud, het voelde de kilte door zijn mantel trekken en begon direct te rillen, hij kon zijn adem zien condenseren. Net bekomen van de schrik werd het weer gloeiend heet. Momo trok aan de arm van Istan maar Istan liet niet los. Plotseling lag Momo in een grasveld. Hevig kuchend kwam Momo in zittende houding overeind, geholpen door Istan. Momo keek om zich heen. Het gras was hoog maar hij kon er net overheen kijken. Momo’s mond viel open. Het uitzicht over het landschap was verbluffend. Zeker een halve minuut was het stil tot Momo prevelde “het paradijs”. Istan lachte zijn hijgende lach. “Dat dacht ik ook toen ik hier een keer per ongeluk terecht kwam”. Istan hielp Momo overeind. Ze waren terecht gekomen in een brede vallei. Verschillende beekjes stroomde door de vallei en alles was groen. Toen Momo iets beter keek zag hij dat hij veel van de planten die er groeide niet kende. Momo wilde een vraag stellen maar Istan was hem voor. “We zijn op de planeet Xindu.” Istan zei het alsof het de normaalste zaak van de wereld was. “Gaan we hier mana vinden?” vroeg Momo. “We gaan hier een enorme hoeveelheid mana vinden, kom mee?” en Istan zette de pas erin.
Martijn 04-07-2007

De schemer was gevallen, terwijl Tamir en Sarah nog steeds de speer zochten en al een hele dag verspild hadden om informatie te vinden over de speer die natuurlijk niemand iets zei. Tenslotte toen ze niks konden vinden en niemand iets wist waren ze zelf maar tot middernacht gaan zoeken, maar om zo iets als een speer te vinden in een stad als Bargos was onbegonnen werk. Ze hadden niet opgegeven en bij het aanbreken van de dag gingen ze verder. Istan had hun vertelt dat die speer belangrijk was, dat het een druk punt was die ze konden gebruiken tegen de vijand. Een vijand die opmars maakte naar de eerste stad van het land Bargos. Niemand om hen heen lette op hun twee ën, want ook in de stad Bargos was iedereen druk bezig met deze oorlog die voor de poorten stond, maar waarvan nog niemand een teken had gezien. Precies op dat moment stonden er een aantal kleine mannen voor de poort:”Maar begrijp me nou, ik kom helpen!” schreeuwde Glimbaard. “Voor het zelfde geldt bent u een spion, dus u komt er niet in!” schreeuwde de wachter terug. Achter zich hoorde glimbaard geroezemoes en hij draaide zich om:”Wat nou?” Een dwerg kwam naar voren:”Ze doen nogal moeilijk, maar wij hebben ze niet nodig. Als het hier losbarst worden we bestookt van twee kanten…” de dwerg was nog niet uitgepraat of glimbaard ging op zijn rede verder:”…oke, oke dat begrijp ik wel, maar willen jullie dan niet liever IN de stad zijn?” Een andere dwerg opende zijn mond:”Mensen steden zijn als gevangenissen. Als we omsingeld zijn, zitten we vast, laten wij buiten blijven en van achter of op de flanken aanvallen.Ontsnappen als we willen of ontsnappen moeten…” “Juist ja, slim, maar hoe komen we aan voedsel?” vroeg glimbaard. De eerste dwerg nam het weer over:”Ik weet niet wat ze u hebben geleerd, maar wij kunnen goed stropen…” Glimbaard glimlachtte:”Stropen, hehe, das lang geleden…ik ben al wat gecultiveerder” glimbaard tapte op zijn buik:”Maar jullie hebben gelijk. Soms denk ik teveel na en vergeet ik de basis. Goed. We vertrekken en zullen onze bijlen scherpen op een goeie maaltijd en wachten op de kans om ons in de oorlog te vermengen.” De dwergen lachtten terug. Dat waren woorden van een dwerg. Eerlijk, simpel en in de aanval. Glimbaard draaide zich weer om en schreeuwde:”We komen terug hoor!” De wachter keek naar beneden en schudde zijn hoofd.

Tamir was gestopt:”Het is hopeloos…we gaan op deze manier die speer nooit vinden. Kijk om je heen, sarah. Iedereen is er mee bezig. Boeren verdelen het voedsel, zorgen ervoor dat de karavanen voedsel hebben, mochten ze de stad willen ontvluchten. Kleine tovenaars maken simpele magische beschermingen. Burgers in training met zwaarden gemaakt door de ijzersmeden. En wat doen wij? Wij rennen rond als een kip zonder kop. Op zoek waar we niet eens weten waar we moeten kijken, laat staan dat we weten hoe het eruit ziet…” Tamir was zich zienderogen gaan opwinden over het geheel. “Maar, wat kunnen we dan doen? Wij hebben nooit oorlog meegemaakt.” Om hun heen was de stad druk bezig, maar ook Tamir was druk:”Verdomme, ik kan er niet tegen…aaaah…” Sarah zag hoe hij ineen zakte:”Tamir!” maar Tamir bleef stil liggen en bewoog niet.

Bizoe drukte de hand van de meester magiër van het gilde:”Prima dat u er bent…ik heb nieuws.” “nieuws zegt u, ik hoop dat u op een bepaald artefact duld.” Sprak de magiër terug. “Niet zozeer, het is meer van operationele aard, want het schijnt dat de stad Bargos druk in de weer is met voorbereidingen. Ergens is het nieuws eerder bij hun aangekomen dan ik had bedacht.” Bizoe hervatte snel:”Maar niet getreurd, onze opmars is ook een dag te vroeg. De voorste troepen zullen nu snel bij Bargos zijn.” De meester magiër streek zijn vingers langs zijn baard:”ergens is dat ook wel goed nieuws, want nu hebben we tenminste een beetje weerstand…laten we vertrekken, Bizoe, laten we Bargos wakker schudden”

Tamir werd wakker op een bed. Hij herkende het vertrek als de kamer van Jivaco. Zijn hoofd was wat lichtjes, maar verder voelde hij zich goed. De deur ging open en een hoofd kwam om de hoek kijken. “Ah, heer Ynoszoon, u bent wakker. Ik dacht al dat ik wat hoorde.” Het hoofd verdween meteen weer en een belletje was te horen. Binnen vijf minuten stonden Sarah en Jivaco naast het bed:”Een aardige smak moet u gemaakt hebben, u heeft hier twee dagen gelegen. Er zijn hier nogal wat complicaties, zoals een enorm vijandig leger hier voor de poorten en het feit dat meester Istan en meester Momo nog niet terug zijn. Maar goed, laat ik u daar nu even niet mee vervelen. Hoe voelt u zich?” Sarah hield zijn arm vast en keek met glazige ogen naar hem. “Sarah, wat gebeurde er met mij, het was zo vreemd…” Sarah sprak zachtjes:”je zakte ineen…en meer niet, het leek wel alsof je er niet meer was.” Tamir pakt haar arm vast:“Als ik je nu vertelde dat het leek alsof ik verdronk, alsof ik onder water stond en me niet kon bewegen. Ik kon alleen omhoog kijken naar de blauwe hemel. Mijn longen vulde zich met water en het enige wat ik zag was het standbeeld van een gladiator dat ook in het water stond…” Jivaco keek op:”WAT zeg je daar? Een gladiator… ik bedoel dat is toevallig, want hier in Bargos staat een standbeeld van een gladiator in een fontein. Er stroomt zelfs water uit zijn speer…” Sarah en Tamir keken nu op hun beurt tegelijk op:”Speer?”
Ivo 17-07-2007

Momo keek zijn ogen uit, een landschap als dit had hij nog nooit gezien. Onder het lopen vertelde Istan over de planeet; hoe hij Xindu eigenlijk per ongeluk gevonden had en hoe alles hier zo goed groeide door de Mana. De zon klom hoger en het werd warmer. Thuis was het vaker ook warm maar de lucht hier leek dichter te zijn en samen met de warmte werd het haast drukkend. Istan keek naar Momo maar Momo had geen antwoord nodig “mana”. Zwijgend sjokte Momo achter Istan aan die geen last scheen te hebben van de drukkende hitte. De vallei vernauwde zich, steeds dichter kwamen de wanden van de bergen bij elkaar. Het leek sterk op de pas waar de Mirthinin dwergen leefden. Het terrein begon geleidelijk aan te dalen en de vallei werd nog smaller. Hoewel ze nu in de schaduw liepe kreeg Momo het nog benauwder. Na nog een uur gelopen te hebben hield Istan stil. De vallei was veranderd in een diepe kloof van amper 10 meter breed. Iets verderop gapte een donker gat, de ingang van een grot.

In een oogwenk was Tamir uit bed. Hij griste wat kleren van een stoel en trok die aan. Blootvoets wou hij al de kamer uit lopen toen Jivaco zijn keel schraapte. Tamir keek om en toen omlaag en zag dat de kleren hem wel heel ruim zaten. “Misschien passen uw eigen kleren u beter” zei Jivaco. Sarah begon te proesten. Tamir keek naar zichzelf en zag dat de lengte van de kleren wel goed was maar dat het embleem op de schouder ergens op zijn elleboog hing en het symbool van Bargos op de bort ergens rond zijn navel. Tamir draaide zich op zijn hakken om en beende naar de stoel waar zijn eigen kleren lagen. De wijde kleren flapperde achter hem aan. Tamir trok snel zijn eigen kleren aan en zei “Zo, waar is die fontein?”. Jivaco knipte in zijn vingers en prompt stond er een bediende naast hem “Breng hem naar de fontein” zei Jivaco, maar Tamir liep al naar de deur wees achterom naar Sarah en riep “Meekomen jij”. Sarah sprong op en rende achter Tamir aan. De bediende haaste zich achter Sarah aan. “Als je misschien mij nog nodig hebt ben ik hier” riep Jivaco Tamir na maar Tamir was al te ver weg.

Het was aardedonker in de grot. De lichsteen van Istan gaf maar net genoeg licht om een paar meter te kunnen zien. Het was koel in de grot en door de hoge luchtvogtichheid was het haast mistig. Het drukkende gevoel dat de koelte zou moeten brengen werd door het vocht ook weer teniet gedaan. Momo vroeg aan Istan hoever het nog was maar Istan liep rustig door. “We moeten opschieten Momo, de tijd gaat hier een stuk sneller dan op onze eigen planeet”. Momo had niet de kracht om daarop te reageren. Momo voelde de aanwezigheid van mana toenemen, het was bijna tastbaar nu. Hij probeerde onder het lopen wat mana te verzamelen en voelde dat het haast geen kracht kostte om macht bij elkaar de schrapen. “Nog een bocht en dan zij we er” zei Istan. Istan en Momo draaide de bocht en traden een enrome ruimte in. Hoewel het lichtschijnsel van de lichtsteen van Istan niet erg sterk was werd de gehele ruimte fel door de lichsteen verlicht. Miljoenen kristallen in de wand van de grot weerkaatse het licht en versterkte het. Momo was sprakeloos. Istan liep naar het midden van de grot en de grot werd nog helderder verlicht. Momo nam een stap naar binnen maar voelde een enorme druk op zijn lichaam en moest door zijn knieen. Slechts kruipend kon hij beetje bij beetje vooruitkomen. Istan zag Momo op handen en voeten naar hem toe kruipen en schoot hem te hulp. “Wat is dit?” wist Momo zwaar hijgend uit te stoten. “Dit mijn vriend is wat men noemt: een grote berg mana. De concentratie mana is hier zo groot dat het kristaliseert. De kristallen hier zijn niets anders dan vast mana, hier voel maar eens”. Istan liet een klein stukje kristalijne Mana in Momo’s handpalm vallen. Meteen voelde Momo een enorme hoeveelheid macht door zich heen stromen, veel meer dan hij zich ooit had kunnen voorstellen. “Laten we beginnen, we hebben geen tijd te verliezen” zei Istan, “maar eest moeten we jou even op de been brengen”. “Waarom heb je dat niet eerder gedaan?” raspte Momo. “Trek jij een jas aan voordat je naar buiten gaat?” kaatste Istan terug.

Bosco kwam zonder kloppen de raadskamer van Jivaco binnen. Formaliteiten werden de laatste dagen niet meer in acht genomen. “Heer, de stadsdeelleiders hebben de karavanen ingedeeld en zijn klaar om bij het vallen van de duisternis aan de westkant de stad te verlaten maar meer dan de helft van de mannen en ook een aantal vrouwen weigerd de stat te verlaten, ze willen blijven om de stad te verdedigen”. Jivaco zuchte “En ze weten natuurlijk niet dat behalve het leger van Omaru er ook nog een horde Bjarguls en magiers van het zwarte gilde aan komt”. Bosco dacht na en zei “Je kunt mensen die hun eigen huis en haard willen verdedigen niet zomaar evacueeren, ze zullen nooit meewerken” “Maar de dood in jagen wil ik ze ook niet” zei Jivaco. “Wilt u ze dan dwingen om te gaan?” vroeg Bosco. “Nee” ”Zijn de vluchtroutes klaar voor als we stad niet meer kunnen houden?” vroeg Jivaco. “Ja, die zijn klaar”. Jivaco liep naar het raam en keek over zijn stad uit “We moeten de stad zo lang mogelijk in hande zien te houden. Elke dag, elk uur dat we de opmars van Bizoe kunnen ophouden is winst. Ik hoop alleen dat Istan en Momo op tijd terug komen want zonder hun kunnen we bijna niets doen tegen het leger van Bizoe en in die speer van Tamir heb ik ook niet zoveel vertrouwen.”
Martijn 22-07-2007

40. Tamir staarde nu al 5 hele minuten naar het standbeeld, het werd Sarah teveel:”Zeg, ga je die speer nu nog pakken of hoe zit dat?” Tamir schrok op van de woorden van haar. “Oh ja, maar natuurlijk…alleen het is zo’n klein speertje.” Sarah keek hem aan:”Oh ja, na alles wat we mee maken is een magische speer opeens een klein speertje…” Tamir moest lachen en meteen schoot ook Sarah in de lach:”We zouden ons eens moesten horen…oke, ik ga hem pakken.” Met een lompe sprong plonsde Tamir in het water en al gauw stond hij aan de speer te sjorren tot deze met een luide krak uit de stenen hand van het beeld afbrak. Uit de handpalm kwam een stroom water die net nog langs een tuitje van steen langs de speer liep. Tamir sloeg de brokken opgedroogd gesteente van de speer, maar ondanks dat hij nogal ruw deed zat er geen schrammetje op de speer. “Verrek, een handig speertje om het kolenhok mee schoon te maken…” grapte Sarah nog even na:”maar nu even serieus, Tamir, probeer hem eens uit. Ik bedoel wat zijn die krachten dan.” Tamir stond voor haar en leek wel alsof hij beter uitzag dan daarvoor. Hij sprong met een elegante en zeer zachte sprong uit het water en landde precies naast Sarah, zonder een spatje water te morsen. “Het lijk net alsof de magie in de speer mij krachtiger maakt…ik voel me fitter, voel me sterker en bovendien heb ik ook een soort strijdgevoel…” Tamir stapte een stukje achteruit en wierp de speer vooruit. De speer draaide om zijn lengte as en suisde een klein stuk door de lucht totdat een boom het tegenhield. Sarah keek hem aan:”Midden in de roos…wauw…mag ik eens…”

Vanuit het bosje keken vele ogen naar de troepen die zich voor de stad hadden genesteld. “Ik vind het maar vreemd…wat doet zo’n leger als dat nu voor zo’n stad als dat…” Een paar andere ogen keken hem aan:”Als die stad valt dan valt de verdeelde macht in dit gebied in handen van één. En bovendien is die stad vrij oud, dus het zou me niks verbazen als er meer in zat dan alleen een strategisch punt.” De andere ogen draaide zich nu ook om:”Gimbaard, Daar zou je nog wel eens een punt kunnen hebben, maar eerst moeten ze maar eens helpen met vechten. Als er iets is wat mensen kunnen is het ruzie maken, maar vechten ho maar…” Een gelach viel er onder de dwergen.  Achter hun kwam een dwerg aanrennen:”Hela glimbaard, alles staat gereed. Zogauw er iets misgaat kunnen we ons in deze kloof terugtrekken en de vallen opentrekken… 11 dwergen tegen honderden…aah…moet lukken, toch?” Glimbaard keek serieus…”Ik denk dat wij maar een openingsslag moeten maken…”

De speer vloog door de lucht als een dood vogeltje en nog voor de boom viel die neer. Nadat Sarah de speer had opgehaald gaf ze hem weer aan Tamir die de speer met een soepele beweging snoeihard in de boom smeet. “Ik denk dat de speer en ik nu bij elkaar horen en dat die in handen van een ander niks waard is dan een twijgje…” zei Tamir glimlachend. “Nou pas maar op dat de speer je niet consumeert. Als die speer steeds sterker wordt zul jij met de speer meegaan. Bij iedere dode die de speer maakt wordt die sterker en jij dus ook. Je zult je zelf verliezen en de speer ontladen…” Tamir keek haar ongerust aan:”Dat is precies waar ik ook aan dacht…Sarah, ik ben bang dat die speer niet de hoop is die wij zoeken.” Tamir trok de speer uit de boom. In zijn handen zag hij de speer, stil en levenloos, maar in hem voelde hij het borrelen. “Laten we hopen dat het goed komt.” Plots keken Sarah en Tamir op. Buiten de stad was een enorm kabaal te horen.

Momo en Istan stonden kwamen buiten met een enorme zak met geconcentreerd mana. “En hoeveel sneller gaat de tijd hier?” vroeg Momo aan zijn vriend. “Ik heb het nooit kunnen meten, ik heb ook pas net door hoe je hier kunt wandelen zonder gebukt te gaan onder de druk van de hoeveelheid mana. Maar desondanks denk ik dat een paar uur staat voor een dag…hoeveel weet ik niet.” Istan keek hem aan:”trouwens hoe voel je je?” Momo, gebukt onder de grote zak:”Beter, maar ik voel die mana nog wel drukken en ik heb ook hoofdpijn.” Istan:”fijn, das in ieder geval beter dan op de grond kruipen…laten we snel gaan.” De twee magiërs liepen dezelfde weg terug en repten bijna geen woord om zo maar op te schieten.

“Pak je helm, pak je helm, bla bla…” De soldaat zeurde toen hij zijn helm vond in de tent. Even dacht hij wat te horen, maar al gauw zat hij weer in zijn nukkige bui. Met een vloeiende beweging trok hij zijn helm over zijn oren. De bandjes aan de onderkant gespte hij goed vast en al knopend liep hij de tent uit. Zijn ogen verwijden en zijn pupillen werden kleiner. Een rond rotsblok rolde over hem heen en trok de tent uit zijn voegen. Een aantal kleiner stenen en rotsblokken rolde nog iets verder het kamp in, maar de eerste klap was gevallen. In enkele seconde lagen er tientallen dode soldaten verspreid aan de rand van het kamp. Iets verderop zaten twee dwergen te lachen en rende snel weg toen een patrouille hun kant op kwam. Vanuit de stadsmuur keken tamir en sarah naar het tentenkamp waar net van de berghelling een verschuiving van rotsblokken een kleine ravage had aangericht aan de zijkant van het kamp. Aan de andere kant werd een aantal stellages gebouwd…de strijd was begonnen. Binnen een uur konden ze de eerste aanval verwachten.
Ivo 24-07-2007

De zon ging nu langzaam onder en weldra zou de avond koelte brengen. De dag was heet geworden... net als de strijd. Zweet parelde op zijn voorhoofd. Jivaco ging met zijn rug tegen de kantelen zitten en veegde zijn met bloed besmeurde zwaard schoon met een doek die Bosco hem aanreikte. “Slechts twaalf doden en ongeveer twintig gewonden” zei Bosco op vlakke toon. Jivaco ademde zwaar “Wat een waanzin”. “De hele dag vallen ze aan, golf na golf en bij bosjes vallen ze neer onder het vuur van onze boogschutters en het lijkt ze niets te kunnen schelen.” Jivaco was even stil. “Ik heb samen met mijn neef tegen de Noorderlingen gevochten; onze legers zij aan zij maar ze waren één, het leger van Omura vocht samen met mijn mannen als één. Maar dit is een heel ander leger, niets vergeleken met toen. Er lopen jonge mannen mee die zo van de straat te lijken zijn geplukt. Ze lopen gewoon over hun gevallen kameraden heen om zich verlogens stuk te lopen op onze muren. En als ze dan eindelijk met de stellages tegen de muren staan laten ze zich alsnog afslachten door onze mannen op de muren... Ik heb in hun ogen geken Bosco en weet je wat ik zag?... Ik zag waanzin. Ze vechten alsof ze bezeten zijn allemaal stuk voor stuk. Bosco staarde voor zich uit en zei “Misschien zijn ze dat wel; bezeten”. Jivaco wende zijn hoofd naar Bosco er probeerde hem aan te kijken maar Bosco bleef vooruit kijken. “Bizoe laat het leger van Omaru afslachten en zelfs dat kleine groepje dwergen dat ons een handje hielp wordt met rust gelaten. Vroeg of laat zal hij aanvallen met zijn volle aanvalskracht”. Jivaco hees zichzelf overeind en hielp zijn raadgever op de been “Vanavond vallen ze niet meer aan, laten we wat gaan eten en de balans opmaken”.

Momo sjokte achter Istan aan en voelde het drukkende gevoel alweer minder worden. “Hoe kan het zijn dat er zo veel mana op deze wereld is?” vroeg Momo. “Er is niemand die daar antwoord op kan geven” antwoorde Istan “Er zijn verhalen die zeggen dat de mana ongelijk verdeeld werd toen het heelal onstond, andere zeggen weer dat mana zich kan concentreren door bepaalde krachten. Wat we wel weten is dat als er een groot verschil in mana bestaat tussen twee werelden en ze liggen op een bepaald moment dit bij elkaar dat er dan een scheuring kan ontstaan waardoor mana kan stromen.”. “De wet van communicerende vaten” vulde Momo aan. “Zoiets ja” zei Istan. “Zo was het ook tijdens hem momentum, een grote stroom mana vloeide onze eigen planeet in vanuit een andere wereld. Voordat de mana zich kon verdelen hebben verschillende magiers en tovenaars daar gebruik van gemaakt en zo is bijvoorbeeld ook de speer van Tamir min of meer magisch gemaakt”. Momo knikte in zichzelf. “Kom nog een kwartiertje en we zijn ver genoeg om terug te reizen naar onze eigen wereld” zei Istan.

 Een plens water deed hem wakker maken. Ruwe handen grepen hem beet en hij werd overeind getrokken. De vele weken in zijn cel hadden zijn spieren stijf gemaakt, diepe groeven doorkliefde het gezicht van de voormalig hertog van Omaru. Nog voordat hij wat kon zeggen werd er een zwarte jute zak over zijn hoofd getrokken en vanonder hard dicht getrokken. De hertog snakte naar adem en hoorde een man iets ruws zeggen in een taal die hij niet kon verstaan. Meteen werd het koortje om zijn hals iets losser gedaan en kon hij weer normaal adem halen. Na een flinke por in zijn rug begon hij te lopen maar zijn spieren weigerde dienst en hij viel voorover. Twee paar handen grepen hem bij de schouders en werd meegslerud twee trappen op. Daarna door een lange gang. De hertog zweefde tussen bewust zijn en bewusteloosheid. Hij voelde geen pijn en was zich slechts vaag bewust van zijn omgeving. Hij hoorde een deur open gaan en werd daarna in een stoel geduwd. Weer een ruwe woordewisseling en de deur sloeg dicht. “Neem die zak weg” hoorde hij een stem zeggen. De zak werd van zijn hoofd getrokken en de herog knipperde met zijn ogen. Toen zijn zicht helder werd zag hij een korte gedronge man voor zich zitten. Verder was er niemand.
Martijn 15-08-2007

De hele nacht was het rustig geweest. Af en toen vloog er een vuurbal van de aanvalsstellages om even later in de stad neer te komen. De bewoners van Bargos waren de hele nacht bezig met het blussen van de kleine brandjes en tegen de tijd dat de hanen zouden kraaien, bij het krieken van de dag waren de mensen letterlijk en figuurlijk uitgeblust. In plaats van een haan riep Bosco vanuit de muur:”Ga Jivaco halen…de legers trekken weer op…” binnen een paar minuten was Jivaco ter plekken en keek over het veld waar gisteren tegen het vallen van de avond nog een leger stond aan te vallen. Vanuit het tentenkamp trokken de legers weer op. Jivaco zag de stofwolken die ontstonden en daartussen een kar, die ze meesleepte:”Bosco, ze nemen een kar mee met een onbekende functie. Zorg ervoor dat ze niet de poort forceren met een truc of iets dergelijks. Het veld begon zich te vullen met nieuwe aanvalstroepen en ook de donkere kar kwam dichterbij. Zoals verwacht ging deze richting de poort. Bovenop de muur stonden ze klaar om de kar uit te schakelen. Het duurde niet lang of verschillende pijlen, brandend, doorborend vlogen krijsend op de kar af en deze vloog in brand. Een antwoord liet niet lang op zich wachten en de aanval was begonnen. Met een scherp oog zag de hertog dat de overgebleven soldaten zich hadden uitgerust met de bepakkingen en schilden van hun gisteren gesneuvelde kameraden. Ondanks dat het ze iets meer bescherming bood zag Jivaco nog steeds die dolle blik in hun ogen en wist dat ze door zouden gaan tot ze erbij zouden neervallen. Ondertussen ging de strijd voort en zodoende lette niemand meer op de hevig brandende kar. Twee gele ogen keken tussen de balken door en zijn zwarte klauwen baande zich een weg door het hout. De Bjargul verbrijzelde enkele planken en vocht een weg naar buiten totdat het in het strijdgewoel neerkwam. Het voelde de macht van zijn meester en zonder gedachte stormde het op de poort af. Bosco zag beneden de muur het zwarte monster uit de kar komen en met een rotvaart op de poort af stormen:“VUUR OP DAT MONSTER” Nu had ook Jivaco het beest gezien en schrok van de snelheid en kracht die het monster tentoonstelde. Enkele pijlen troffen doel maar de Bjargul ging onvertraagd door. Een harde dreun viel te horen vanuit de poort.

“Wie zijn jullie?” vroeg de hertog van Omaru terwijl hij nog niet helemaal helder kon zien wie hem nu hadden bevrijd. Hoe lang had hij wel niet daar gezeten. De tijd was hem compleet bijster en die kunst-slaap waarin ze hem hadden gestopt liet hem al helemaal vergeten wanneer hij nu was. Hij hoorde hoe de man voor hem begon te praten:“Wij zijn…hoe zal ik het zeggen…een toevallige…bijkomstigheid.” De hertog hoorde een geronk en wat gelach terwijl hij nog wat slaap uit zijn ogen wreef. De korte gedrongen man had het woord en leek wel de aanvoerder. Nu pas zag hij dat de man een korte puntpet ophad:”Gildeleden?” De man maakte een buiging:”aangenaam, hertog. Ik ben Vesuvius de kleine.” Twee armen pakte de hertog op en zette hem op een stoel. Twee paar touwen vlogen om zijn armen en benen en bonden hem zo vast op de stoel. “we moeten er op toezien dat u niet ontsn…wegloopt. We hebben u nodig en u heeft ons nodig.” Vesuvius liep naar de hertog en keek hem in zijn ogen. “ik leg het u maar één keer uit, dus luister goed. Hij heeft uw leiderspotentieel in zijn macht…ja?…maar u moet blijven leven…snap je…een ander zijn dood verzegelde de spreuk en nu heeft hij uw volk in zijn macht. Allemaal heel simpel, maar nu willen wij helpen…natuurlijk met een wederdienst. Aangezien hij ook de macht heeft over u, kan u zich tegen ons keren…en dat willen we niet. Wij helpen u van deze spreuk af en u voldoet aan onze eisen. Het is eigenlijk allemaal heel eenvoudig.” De hertog van omaru snapte er niks van. Een gezoem in zijn hoofd hielp daar al helemaal niet bij…wie had wat nu gedaan, wat was er gebeurt? En wie is ‘hij’ waar ze het over hebben? De hertog schudde met zijn hoofd:”potverdomme, waar heb je het over, vesuvius?”

Glimbaard en zijn kameraden waren de hele nacht bezig geweest om het kampement wakker te houden door ze te bestoken met kleine tactische aanvallen, terwijl hun kameraden even konden tukken. Ondertussen hadden ze net als de tegenstander een barricade opgeworpen. Het begon weer dag te worden en eindelijk konden ze weer het hele kampement zien. Ze gingen een tactiek bedenken totdat Petrov de scout terugkwam met een wel heel vervelend bericht. “Toen de zon langzaam opkwam zag ik het pas duidelijk. Er heeft zich vannacht een ander leger bij het kampement gevoegd.” De dwergen gingen al recht op zitten, enthousiast omdat ze nu meer om mee te spelen hadden. “maar om jullie enthousiasme te bedaren heb ik ook punttenten gespot, het geen betekend dat de magische cavalerie is gearriveerd.” Glimbaard keek naar zijn scout en toen naar de minder enthousiaste dwergen. “misschien is het ook wel beter als wij een stukje verplaatsen, voor het geval dat.” Petrov tikte glimbaard op de schouder:”ehm, er is nog iets…ik zag ook een zwart beest met gele ogen deze kant opkomen…” Glimbaard draaide van schrik om…”WAT!” petrov herhaalde:”een zwart…” “nee nee nee” jammerde glimbaard:”Dat is een Bjargul…verdomme…we moeten…” Precies op dat moment kwam het beest op de grond terecht vlak naast de dwergen. Het snoof en krabbelde overeind van de sprong die het net had gemaakt. De gele ogen keken om zich heen en nam iedere dwerg in zich op. Glimbaard trok zijn bijl uit zijn holster en zette zich schrap… De Bjargul zette zich af.

Vesuvius was net klaar met het verhaal voor de 5e keer uit te leggen aan de Hertog. “Oké, dus als ik het goed begrijp, heeft Bizoe mij en mijn volk in zijn macht. Jullie gilde wil mij helpen, zodat jullie sterker tegen Bizoe staan en zelf met de scepter kunnen zwaaien als het zover is. Het enige wat jullie ook nog van mij willen is een magisch voorwerp…natuurlijk, omdat jullie een corrupt magisch gilde zijn en daarmee meer macht kunnen vertonen. Allemaal heel duidelijk” Vesuvius knikt voldaan, hij had de boodschap eindelijk weten over te brengen, en glimlacht vriendelijk. De Hertog van Omaru had al door dat hij hier niet met de allerslimste zat en een plannetje om zich van hun te ontdoen begon zich aan het einde van zijn grijze massa te vormen. Alleen eerst nog van die vloek af.

Luid gebonk tegen de poort deed vele wachters angst inboezemen. Er stond een kleine honderd man achter de poort om in te grijpen als de poort zou vallen. Achter die poort zat eerst nog een stalen poort en dan nog wel wat leuke vallen die zeker nog voor de nodige stergevallen zouden leiden, maar genoeg was het niet. In dit manschap stond ook Tamir en achter hen een aantal magiërs om ze te steunen. De speer trilde van spanning en zo ook het bloed in Tamir’s aderen. Hij kon zich moeilijk bedwingen en draaide de speer rond om zijn as. Tussen het gebonk tegen de poort viel ook af en toe een gekraak te horen, waarbij men zeker wist dat het een stuk poort was die stond af te brokkelen. Het ijzeren hek achter de deur hield ze nog wel even tegen, maar als de dikke houten deuren het zouden begeven zou de tegenstander wel een mogelijkheid hebben om naar binnen te schieten met magie en pijlen. Midden in de deur scheurde een plank in tweeën en Tamir zag het zwarte wezen onuitputtelijk en in een razernij de poort afranselen. Met een rotgang vloog de speer door de lucht en bleef precies in het gat steken. Een luide schreeuw was te horen en iedereen huiverde van het harde gejank, terwijl Tamir voelde hoe de speer zich in het beest had geboord. De speer ging wild heen en weer en verdween toen door het gat, terwijl een spoor bloed langs de poort naar beneden gleed…
Ivo 29-08-2007

Bizoe keek naar het stof in de verte, naast hem de hoge magier van het zwarte gilde. De zon op zijn normale zo onmenselijk bleke huid gaf hem zowaar een enigsinds menselijk tintje maar zijn zwarte ogen waren nog altijd zwart als de nacht. “Uw leger doet goed zijn best” sprak de magier. Bizoe glimlachte “Macht over mensen hebben is prachtig”. “Ja, weet ik” zie de magier op veelbetekenende toon; Bizoe’s glimlach verdween op slag wat de magier niet bepaald ontging. Bizoe vervloekte zichzelf dat hij ooit de magiers erbij had gehaald maar wist dondersgoed dat hij ze nodig had en de magier wist dat ook. De magier had niet voor niets zijn voorwaade om aan Driscals oorlog mee te doen tot tweemaal toe aangescherpt. Het mooiste was nog dat er in Omaru een andere magier aan het werk was waar Bizoe niets van wist. De magier richtte zijn aandacht weer op het hier en nu. Bizoe deed een stap naar voren. “Ik denk dat het tijd wordt om een bezoekje te gaan brengen aan mijn goede vriend Jivaco”. “En als hij niet aan je eisen wil voldoen?”. vroeg de magier “Dan zal ik morgen de Bjarguls laten aanvallen en zal Jivaco sterven. Ik hoop dat uw magiers ook klaar staan?”. De magier lachte een gemene lach en zei “Ze staan meer dan klaar mijnheer Bizoe”.  

Sarah’s mond hing open en keek naar Tamir wiens mond ook open stond. Sarah’s ogen ging naar Tamir’s rechterhand die kleine bewegingen maakte. De mensen van Bargos die gebleven waren om hun stad te verdedigen stonden klaar om de aanval op de poort op te vangen maar het gebonk werd steeds trager. Het gebrul van de Bjargul werd woester en ging toen plotseling over in gegorgel. In een flits schoot de speer van Tamir terug door de poort. Als vanzelf strekte Tamir zijn arm uit en ving de speer in de vlucht op. Vanaf de top tot aan het punt waar Tamir de speer vast had droop het bloed ervanaf. Sarah was het eerst die wat kon uitbrengen “Euhh Tamir?”. Tamir draaide zijn hoofd naar Sarah en knipperde met zijn ogen. Het geluid zwelde weer aan in zijn oren en hij kon de strijd weer horen. Jivaco brulde boven het geraas van de strijd uit bevelen schreeuwend. Tamir wakker uit zijn roes rende de trap en begon vanaf de muur de vijand te bestoken. Op enkele plekken op de muur werd gevochten maar de vijand slaagde er niet in vast voet te krijgen op de muren. In dat opzicht had Bosco gelijk gehad: dit waren mensen die hun eigen huis en haard verdidigde maar er was nog niets anders aan de hand en hij moest terug denken aan wat Istan hem had verteld: er waren hier een boel mensen verzameld in Bargos die hier niet waren geweest zonder de veranderingen in het noorden die Istan had gevoeld. Tamir zag wat Istan bedoelde, de meeste mensen hadden goede zwaarden en hun vaardigheden waren beter dan je van een gemiddeld stadsmens mocht vewachten. Hij keek naar zijn eigen speer en begreep toen ook wat Istan bedoelde toen hij zei dat Tamir iets had wat ze nodig hadden. Hij keek op naar Jivaco die 100 meter verderop als een rots in de branding zijn bevelen uitdeelde. Euforie golfde door Tamir heen. Hij voelde trots in zich opwellen dat hij hier deel van uitmaakte en dat hij vocht voor een hertog die in korte tijd zijn hart had gestolen.

De laatste scout kwam het kamp binnen rennen toen de zon zijn laatse stralen over het kamp liet schijnen. Weldrda zou de schaduw van de bergen over het kamp vallen. De witte pieken glinsterden in de late avond zon. De rest van de verkenners stond al klaar om verslag uit te brengen aan hun veldheer, Trivian van Bargos, broer van de hertog. Broer was de officiele versie maar het was algemeen bekend dat Trivian eigenlijk een half-broer was. Misschien was dat ook wel de reden dat Jivaco en Trivian zo goed met elkaar op konden schieten. Jivaco had nooit geaarzeld om de helft van zijn leger onder het bevel van zijn halfbroer te plaatsen. Eén voor één liepen de verkenners de tent van Trivian in. Trivian was even lang als Jivaco maar een stuk breder. De zware exercities aan het hof van Bargos in zijn jonge jaren hadden hem sterk gemaakt. Zijn kracht was ongeevenaard maar hij miste de snelheid die Jivaco bijvoorbeeld wel had. Trivian keek de verkenners aan en maakte zich zorgen over de gespannen blik die in hun ogen lag. Na een korte knik begon de eerste verkenner zijn verslag te doen “De vijand heeft zich tot achter de tweede linie teruggetrokken Heer”. “ze laten alles achter, hun tenten, hun voorraden soms zelfs hun wapens. Het is net alsof ze haast hebben”. Trivian fronste. De groeven op het voorhoofd van de veldheer werden dieper toen te tweede verkenner zijn verslag met dezelfde inhoud uitbracht. Trivian keek naar de andere twee verkenners maar hij hoefde de vraag niet te stellen. Trivian wilde net zijn verkenners laten gaan toen een stoffige koerier buiten adem onaangekondigd de tent kwam binnen stormen. Zonder inleiding gaf de koerier zijn verzegelde bericht aan Trivian. Trivian opende de brief en zijn ogen schoten over de tekst. Trivian stond op uit zijn stoel, zette zijn vuisten op tafel en sloot de ogen. De verkenners zagen de knokkels van hun veldheer wit worden en wisten wat er nu ging komen. Trivian ademde diep in en schreeuwde “Godver gloeiende..............” De verkenners schuiffelde de tent uit. Trivian stond bruusk op, gooide de tafel opzij en stampte de tent uit. Buiten vond hij Folmer, zijn onderbevelhebber die al voor hem klaar stond. Trivian schreewde “Geen het bericht door: Kamp opbreken we gaan over drie uur op mars” recht in het gezicht van Folmer (hij hoefde zijn haar niet meer naar achter te kammen). Folmer hoefde echter het bericht niet meer door te geven want iedereen had het verstaan. “Maar Heer, moeten we de vijand....” stotterde Folmer. Trivan drukte het bericht in het gezicht van de onderbevelhebber “Het was een list, we jagen een spook na.”

Langzaam ging het stof liggen en met de avond kwam er welkome koelte. De strijd van de dag was weer hevig geweest maar het grote leger dat een paar dagen geleden de aanval had geopend was drastisch uitgedunt. Het gebied voor de muur lag bezaaid met dode lichamen, maar ook binnen de muren waren er tientallen doden gevallen en nog een aantal gewonden. Jivaco nam de waterkruik van Bosco over het nam een paar flinke teugen. Bosco keek op naar zijn heer en zag zijn ogen zich vernauwen. Bosco fixeerde zijn ogen ook op de horizon en zag wat zijn heer ook zag. Er kwam iets...... aanvliegen. Het leek wel een reusachtige vogel die snel naar voren vloog maar de vleugels leken meer op die van een vleermuis. De mensen begonnen te wijzen en toen de vleermuisachtige vogel dichterbij kwam begon het woord ‘draak’ over de muren te gaan. Jivaco zag zijn mensen schrikken, sommige trokken zelfs hun zwaarden al. Jivaco bleef onbewogen, hij wist dat draken niet zomaar naar een stad toe vlogen. Er moest een goede reden voor zijn en die reden was hoogst waarschijnlijk Bizoe, daar was Jivaco zo goed als zeker van. Het vleermuisachtige wezen was nu onmiskenbaar een draak. Er onstond wat paniek op de muren die snel ophield toen de draak een paar honderd meter voor de muren neerstreek en er een man van zijn rug gleed. Jivaco herkende hem meteen als Bizoe, de rechterhand van Driscal (zijn ziel moge branden in de hel), nu zelf machthebber. Bizoe liep nog de laatste paar honderd meter naar de muur. Intussen was Jivaco naar het voorste punt op de muur gelopen en de mensen hielden hun adem in. Jivaco’s ogen en die Bizoe onmoette elkaar hielden elkaar vast bijna op fysiek wijze. Niemand durfde iets te zeggen of zelfs maar adem te halen. Seconden lang heerste er absolute stilte toen Bizoe het zwijgen doorbrak en begon te lachen. “Zo, Jivaco ik zie dat je je goed door mijn voorproefje hebt weten te werken”. Bizoe gezicht werd abrupt weer bloed serieus en vervolgde met dreiging in zijn sten “maar dit was maar slechts een klein voorpoefje”. Hij wachtte op een reactie van Jivaco die zijn kaken stevig op elkaar hield. “Als jullie je nu overgeven kan ik jullie levens sparen maar zo niet dan zal je morgen het einde van de dag niet zien en ik zweer het je, je dood zal langzaam en pijnlijk zijn. Je zal niet sterven door een zwaard of pijl. Jou mensen zullen zien hoe je aan mijn voeten zal smeken om te mogen sterven en jij mag toekijken als ik jouw mensen een voor een laat afslachten, voorzover ze niet al dood zijn natuurlijk.” Overal op de muren klonken ontkennende geluiden. Een minuut was Jivaco stil en het was duidelijk dat Bizoe zijn geduld begon te verliezen. Toen Bizoe zijn mond open deed om zijn eisen opnieuw op tafel te leggen zei Jivaco “Nee” Het was weer muisstil “Ik zal me niet overgeven aan jou... nu niet, nooit niet”. De mensen begonnen te juichen. Bizoe liep rood aan en knarssetandend zei hij “je zal om je moeder roepen als ik een voor een je baard haren van je gezicht trek, Ik geef je nog een k...”. “Ik was nog niet klaar!”. Viel Jivaco hem in de reden. Bizoe stond perplex “WAT?”. Jivaco stond nu voorover geleund over de muur “Ik was nog niet klaar, ik eis verder nog dat je oprot uit dit rijk en het volk van Omaru vrij laat”. Bizoe was razend, zijn gezicht was knal rood, langzaam hief hij een vinger op naar Jivaco maar Jivaco was hem weer voor “Oh ja, nog iets, vergeet vooral niet die smerige huisdieren met je mee te nemen, ik weet zeker dat je ze anders gaat missen”. Bizoe had het niet meer, wist niet meer wat hij moest doen, draaide zich om liep een paar passen naar zijn draak, draaide zich weer om, en weer. Uiteindelijk besloot hij toch maar te vertrekken. Nog een keer keek hij om. Jivaco had een brede grijns op zijn gezicht en de mensen stonden te joelen en jouwde hem uit. Toen Bizoe uit het zicht was draaide Jivaco zich om naar Bizoe “check de ontsnappings routes, we zullen ze spoedig nodig hebben”
Martijn 12-09-2007

Het beeld werd weer helder, eindelijk waren ze weer in Bargos. In plaats van een rustige stad werden Momo en Istan in een vagevuur van gevechten gegooid. Een soldaat rende schreeuwend op hun af. Momo zag hem te laat en het zwaard was al op weg naar zijn gezicht. Vlak voordat Momo een nieuw litteken zou hebben ontvangen vloog een blauwe schicht langs hem heen en liet een gapende wond in de borstkast van de soldaat achter. Het zwaard liet alleen een zucht van verplaatste lucht achter terwijl de soldaat achterover viel. Momo stond even verbaasd naar het tafereel te kijken voor hij beseft dat Istan hem had gered. Hij draaide zijn hoofd. Istan raapte de zak met kristallen op: ”Verdikkeme…heb nog zo goed gemikt waar we uitkwamen, zit de vijand al hier. Zo vlak achter de stadspoort, die zo te zien al doorgebroken is.” Om hun heen verzamelde een aantal soldaten, verscholen achter hun schild en met hun ogen op de twee tovenaars gericht. Nu was het Momo’s beurt. Een donkere bal verscheen tussen zijn handen en gooide deze voor de soldaten neer. Een flinke schokgolf dreunde er drie omver en rolde een paar meter naar achter tot deze werd tegengehouden door een zwart figuur. Een geknor was te horen, samen met een wild geschreeuw. De andere soldaten weken en voor Momo en Istan verschenen nu drie Bjarguls. Behalve dat ze uit de kluiten gewassen waren leken ze alledrie op een soort mensvarken. Eentje had een groot zwaard vast en de andere droegen al een soort kledij. “Bjarguls!” riep Momo. “niet alleen dat, mijn vriend, maar ze dragen attributen, wat betekent dat ze enige intelligentie bezitten.” De kleinste Bjargul zette zijn keel open en behalve het kwijl kwam er ook een luide schreeuw uit. Momo en Istan zaten nog vol mana van hun reisje en keken elkaar aan:”Eindelijk Momo, we kunnen wat trucjes uit de hoge hoed toveren. Heb je ooit gevochten?” Momo was jong, maar zeer bedreven in magie voelde Istan, maar of hij het al eens in een gevecht had gebruikt wist hij niet. Momo zelf keek alleen maar naar de 3 Bjarguls voor hem. Istan zag hem denken:“Je went eraan, probeer alleen heel snel na te denken…” Momo knikte:”Precies, wij kunnen dit, niet onze spieren zijn onze kracht, maar onze hersenen.” Istan glimlachte:”Nou laat je die hersenen maar niet inslaan.” Momo sprong aan de kant voor de enorme knuppel, terwijl Istan met een zwaard van zuiver vuur tegenover de andere twee Bjarguls stond.

Vier paar handen duwde hem naar binnen, maar de hertog van Omaru ving zich netjes op en klom gauw overeind. Hij glimlachte naar de twee en bedankte ze. Toen de deur dicht ging en hij een paar keer de sleutel hoorde omdraaien keek hij naar zijn polsen. De striemen van het touw kon hij nog een beetje zien en wreef erover om de jeuk te verminderen. Tevens merkte hij dat het zoemen in zijn hoofd minder werd. Dat zoemen, zo had hij in den lijve ondervonden, had te maken met de controle-bezwering die hij en zijn volk over zich heen hadden gekregen. Op het moment dat een onderdaan van Bizoe hem een taak gaf dan kwam het zoemen op en voelde je de drang om die taak uit te voeren. Als zij zeiden dat je een groene broek aan had, maar je had een blauwe aan begon je eerst te twijfelen, maar daarna dacht je dat je, je vergist had en nam je aan dat het een groene was. Als hun zeiden dat het dit was, dan kon het niet dat zijn. En hij had gemerkt dat hoe hoger je rank hoe sterker het effect. Op sluwe wijze moest hij Vesuvius overtuigen dat zijn handboeien af konden. Wat nog geen makkelijke taak was als je de hele tijd denkt dat het wél goed is om die handboeien om te hebben, alleen maar omdat hun dat gezegd hebben. Na 2 uur praten was het hem gelukt om Vesuvius te laten zeggen dat ze afkonden, wat de hertog dan ook meteen geloofde. Alleen maar uit voorzorg zouden ze hem hier opsluiten.

De zwarte klauw schampte de kleine dwerg langs zijn been, maar bleef vasthangen achter zijn riem. De dwerg vloog van links naar rechts en op en neer, totdat de riem brak en hij een paar meter verder terechtkwam en nog een paar meter doorrolde. Glimbaard nam van de situatie gebruik en sprong op terwijl hij met zijn bijl uithaalde naar de afgeleidde Bjargul. Wonder boven wonder kwam deze met een voltreffer op de schedel van deze zwartgeblakerde tijger terecht. De Bjargul gilde en zijn benen trilde. Terwijl het stroperige donkerrode bloed uit zijn hoofd stroomde gingen zijn armen nog een paar maal door de lucht in de hoop nog een dwerg in het hiernamaals te laten verdwijnen. Toen plofte zijn kop in het zand en trilde zijn lichaam nog na. Glimbaard keek op naar zijn kameraden die er gehavend maar ongedeerd bijzaten. Daarna keek hij naar de Bjargul. Het leek op een uit de kluiten gewassen tijger, met klauwen die veel te groot waren. De meest opvallende zaken waren dat het beest er uit zag alsof het helemaal verbrand was en ook nog die gele ogen. De kenmerken van een Bjargul. Naast die zaken zag hij ook nog meer dan twintig uitsteeksels, waaronder pijlen en spitse takken van een aantal vallen en hinderlagen. Glimbaard voelde de dwerg in hem opkomen…hij had zich te lang als mens gedragen:“Zo, opgeruimd staat netjes…” Hij glimlachte. Petrov stapte naar voren:”Ik wil de sfeer niet verpestten, maar volgens mij hadden ze hier een heleboel van…” Glimbaard legde een hand op zijn schouders:”Dan hebben we nog heel wat te doen, vind je niet.” Om hun heen hoorde glimbaard de dwergen lachen. De sfeer zat erin. Een paar meter verderop stond de kleine dwerg op en stotterend lachte hij:”Eh…met….mij….is ook prima alles…hier…” De dwergen hadden het naar hun zin.

Momo draaide zijn handpalm en ving de slag op. Er zat maar een paar centimeter tussen de gebalde vuist van de Bjargul en zijn open palm. De magie ertussen knetterde. In zijn andere hand kristalliseerde de vocht in de lucht tot een ijspriem. De Bjargul duwde door en Momo schoof naar achteren. De andere vuist vloog al op Momo af en sloeg hem een paar meter opzij. Momo krabbelde snel op en zag dat de ijspriem netjes door de pols van de Bjargul stak. De slag die hij daarvoor moest voelen deed hem pijn, maar de adrenaline stroomde harder. Hij concentreerde zich op het ijs. Het zwarte beest keek naar zijn pols en zag de priem eruit steken. Kwader dan daarvoor draaide het meteen om en greep een stuk hout. Met een paar passen was hij bij Momo en haalde uit met de balk. Op dat moment barste de ijspriem uit elkaar en vlogen er allemaal kleine stukjes ijs in het rond, die de Bjargul op meerdere plaatsen verwondde. Bovendien was zijn pols verbrijzeld en droop het bloed uit zijn arm. De ijsstukjes die op Momo waren afgevlogen bleven voor hem hangen en vielen toen uit de lucht. Iets verderop zag hij Istan zich bezighouden met de andere twee Bjarguls en het zag er niet goed uit. Momo voelde zijn zwarte magie door zijn aderen stromen die met zijn woede steeds sterker werd. Zijn handen gloeide zwart op en hij sprong op de gewonde Bjargul af die hij met een paar magische spreuken aan gort schoot. Twee pikzwarte ballen vlogen er op de Bjargul af die hem doorboorde en een soort elektrische schok gaven. Momo werd weer kalm en zag de Bjargul levenloos neervallen. “wow…dat is een vreselijk sterke spreuk…”

Het gezoem werd opeens zachter en zachter…het leek wel verdwenen te zijn…De hertog van Omaru stond op en schudde zijn hoofd. Vesuvius stond naast hem:”En? Denk je dat het gewerkt heeft.” De hertog voelde de koude snij wond en het warme bloed dat eruit vloeide. Een klein vuurtje met een pannetje erboven en een klein glazen flesje met wat van zijn bloed erin. Het was een ritueel die zijn vervloeking zou opheffen. Hij merkte het gezoem niet meer en plots viel het hem op dat er paars in zijn kleren zat. “Geen twijfel mogelijk, de bezwering is opgeheven” zij hij met een glimlach op zijn gezicht. Een paar honderd kilometer verderop, bij de slag om Bargos kwam het volk van Omaru ook langzaam tot inkeer. Ze voelde de druk niet meer om Bargos in te nemen, ze voelde weer pijn en medelijden. Ze kwamen weer bij. Om hen heen waren allerlei zwarte wezens die vreselijke slagen uitdeelde aan andere soldaten. Precies op het moment dat het volk van Omaru hun wil terug kreeg zaten ze in de val, tussen het leger van Bargos en een leger van Bjarguls. De slachting was onafwendbaar. De meester van de zwarte gilde kreeg een kleine glimlach om zijn mondhoek.
Ivo 2-10-2007

De hertog keek omlaag naar zijn gescheurde paarse gewaad dat hem ooit macht had gegeven. Woede welde in hem op. Dreigend deed hij een stap naar voren maar dat werd gelijk afgestraft. Twee paar handen trokken hem hard achteruit en hij werd in een stoel geduwd. De hertog probeerde op te staan maar twee sterke handen drukte op zijn schouders. Tegelijk werden zijn armen achter de leuning bij elkaar getrokken. Een golf van schroeiende pijn schoot door hem   heen toen een touw zich strak rond zijn polsen sloot. Vesuvius stond op uit zijn stoel, zette zijn handen plat of tafel en leunde voorover. De ogen van de magier boorde zich in die van de hertog “U bent vrij van Bizoe’s vloek maar nog steeds in onze macht” zei Vesuvius met dreigende stem. “Ik dacht dat we als heren konden onderhandellen maar blijkbaar kunt u uw vrijheid nog niet aan”. De hertog vervloekte zichzelf dat hij zo stom was geweest. Hij ontspande zich en voelde de pijn in zijn polsen minderen. Met kalme stem zei hij “Laten we dan onderhandelen”.

Momo voelde de adrenalide door zich heen stromen. Nog nooit had hij zich zo machtig gevoeld. De mana golfde door hem heen, concentreerde zich in zijn armen en maakte zijn aanvallen krachtiger dan hij zich ooit had kunnen voorstellen. Gapende gaten bleven achter in de bjarguls die hij raakte maar de Bjarguls bleven aanvallen. Uit een ooghoek zag hij Istan die zich een weg probeerde te vechten naar hem toe toen plots de grond onder hem begon te golven. Het golven ging over in onregelmatige schokken. Momo werd door een krachtige schok omver geworpen. De zware bjarguls leken echter geen last te hebben van de schuddende aarde. Momo kwam op zijn knieen overeind met een hand steuned op de grond. Met de andere kon hijn ternauwernood een aanval van een Bjargul afslaan. Hij probeerde een beschermende koepel over zich heen te leggen maar de Bjarguls kwamen te snel op hem af. Hij kon Istan niet meer zien maar wist dat het met hem niet veel beter zou gaan. De aarde onder hem begon nog heviger te beven en hij voelde de aarde onder de hand waarop hij steunde wegzakken. Verzengende hitte schoot omhoog en hij wist meteen wat die hitte betekende. Bijna berustend liet hij zich in het parallel vallen. “Dat juist hier een scheuring naar het paralel van dit formaat ontstond kon geen toeval zijn” waren zijn laatste gedachten voordat de scheur zich boven hem sloot.

De magier deed zijn ogen weer open en liet zijn armen zakken. “Zo, Momo en Istan zijn weer een reisje door het paralel aan het maken”. Bizoe wist wat het paralel was, hij had zelf ook al een aantal keren door het paralel gereisd. Zo was hij ook op het idee gekomen om Bjarguls in te zetten als aanvalsmacht in plaats van soldaten. “Er blijft niet veel van Bargos over als jij jouw bjarguls zo laat doorgaan” zei de magier. “Er hoeft niets anders over te blijven dan de muren. Bargos wordt een grote fortificatie waar ik mijn leger ga stationeren. Vandaaruit ligt de rest van het rijk voor mij open. En na mijn machtsvertoon denk ik dat dat de hertogen iets gewilliger op mijn eisen zullen ingaan dan dat Jivaco dat deed.” “En welk leger wilt u dan in Bargos plaatsen? U hebt bijna het hele leger laten afslachten” flapte de magier eruit. Bizoe draaide zich met een ruk naar de magier toe. “Ik zou maar op uw woorden passen heer magier. Dacht u dat ik alleen met een paar bjarguls en een half afgeslacht leger het rijk ga veroveren?” Bizoe bracht zijn gezicht dichter bij dat van de magier. “Het grootste leger dat ooit deze landen heeft betreden staat op drie dagen van Bargos. Uw maatje in Omaru heeft mij een grote dienst bewezen door de vloek op te heffen, of dacht u dat ik dat niet wist. Jullie steletje magiers zijn een zielig zooitje. De enige reden waarom jullie tot twee keer toe jullie eisen aan mij konden verhogen was omdat ik, Bizoe, dat toestond. Ikzelf deed julllie geloven dat ik het zwarte gilde nodig had voor mijn oorlog maar niks is minder waar. Ik wist precies wat jullie van plan waren. Niets kan mij of mijn leger nu nog stoppen. Het hele rijk zal zich aan mijn onderwerpen en tegen de tijd dat ik op de troon zit zal het zwarte gilde verleden tijd zijn. Ik en ik alleen zal heersen over dit rijk. Alles wat er tot nu toe gebeurd is, vanaf de komst van Driscal uit het noorden tot de val van Bargos is precies volgens mijn plan verlopen. U en uw gilde, die onnozele Tamir, Momo en zijn vriendje zijn slechts bijzaak. Ik heb hier de touwtjes in handen en niemand anders.”

De paarden schuimbekte. Bomen flitste links en rechts langs hem heen. Hij voelde Sarah’s lichaam die achter hem op het paard zat tegen het zijne drukken, haar armen stevig om zijn middel geslagen. Samen met Jivaco, een compagnie van de stadswacht en enkele andere burgers hadden ze de stad als laatste verlaten. Bizoe had vernietigend aangevallen, niets en niemand ontziend. Hij had zelfs zijn eigen leger niet terug laten trekken voordat de Bjarguls aanvielen. Telkens keek Tamir achterom maar kon geen sporen van achtervolging ontdekken. Na zeker twee uur rijden van de stad bereikte ze een kleine open plek in het bos waar Jivaco de paarden stil liet houden. In het oosten tekende zich een zwarte rookwolk af tegen de donkerblauwe avond lucht. Tamir schrok van de aanblik van Jivaco. Een paar uur geleden had hij hem nog als een bezetene zien vechten op de muren van Bargos maar het gezicht van de hertog was nu asgrauw en uit zijn hele lichaam sprak totale verslagenheid. Zonder zijn ogen los te scheuren van de rookpluim aan de hemel steeg Jivaco af. Kreunend liet hij zich op zijn hurken zakken. En toen hoorde Tamir iets dat zelfs Bosco nog nooit had meegemaakt, de hertog begon te snikken. Bijna als één man stapte de rest van de groep uit het zadel. Bosco hurkte naast Jivaco neer maar Jivaco was op dit moment ontroostbaar. Tamir zag meerdere mensen, zowel burgers als stadswachten nu hun gevoelens de vrije loop laten. Hij kon niets anders voelden dan medeleven voor het verlies van hun stad. Sarah kwam naar hem toe en legde haar gezicht tegen zijn borst. Hij sloot zijn armen rond haar en voelde een traan over zijn wang lopen.
Martijn 13 oktober 2007

Minuten gingen er voorbij die uren leken in het parallel. De scheur had hem in het parallel getrokken en hij probeerde hier snel een uitgang te vinden. De droogte schuurde langs zijn huid, zijn haren schroeide weg en zijn longen deden pijn. Het leek wel alsof het warmer en heter was dan normaal. Hij liep gauw door, zoekend naar een teken van buiten het parallel. Momo kuchte en bij het opnieuw inademen van de verstikkende lucht deed zijn borst zo zeer dat hij erbij neerviel. Zijn hand viel in het donkerrode stof en een wolkje stoof omhoog. “verdomme…dat zou toch niet…” Momo stond op en streek het zweet van zijn gezicht. Keek toen nog een keer naar beneden en sprong. Hij sprong op en klapte nog eens extra met zijn voeten op de grond. Opnieuw stoof het donkerrode stof op. Momo verging van de warmte maar bleef doorgaan totdat hij helemaal door het stof omringd was. Hij maakte zich wat kleiner en reikte diep in hem naar mana. Het parallel ontrok mana aan alles, dus hij had niet veel tijd voordat het weg was. Een klein schokgolfje duwde de stofdeeltje uit elkaar tot ze in een bol om Momo heen dwarrelde. In een spiraal van vuur ontstak Momo zijn omgeving en het zand kristalliseerde in een filterdun laagje glas. Hij kuchte even en keek toen naar zijn creatie. Midden in het parallel in een bol van glas stond de magiër. De temperatuur in de bol koelde af. Momo zuchtte en ging rustig zitten.

“Er zijn een paar mensen op deze wereld. Mensen die kunnen vechten en mensen die dat niet kunnen. Mensen waar andere mensen naar luisteren, mensen die goed zijn met gereedschap, mensen die kunnen denken en natuurlijk magiërs, maar dat is iets anders.” Vesuvius liep om de stoel heen:”En jij hebt je recht verspeelt dat mensen naar je luisteren, dus ben je niemand meer.” De hertog spoog in zijn gezicht. Vesuvius knipte met zijn vingers en een kameraad sloeg de Hertog hard in zijn maag. Terwijl hij zijn gezicht schoonmaakte hielpen zijn kameraden de hertog weer in de stoel en trokken hem naar achter. “Dat was dom van je, want kijk wij zijn magiërs. En magiërs maken hun eigen wetten. Ik bedoel daarom ben ik ook magiër geworden. Omdat ik dan de dienst uitmaak. Ik tover hier wat, tover daar wat, en tover u nog eventjes in mijn macht. Verlost van de spreuk van Bizoe is het een, maar van mijn spreuk kunt u nog even genieten, ha, laat ik het beter zeggen, daar kan IK nog even van genieten…” De hertog boog zijn hoofd:”Precies zoals u zegt, magiërs zijn domme wezens. Ze begrijpen de orde niet, ze begrijpen niet dat als iemand hertog is, dat is omdat er mensen naar hem luisteren. Dat ze geloven in woorden en zijn daden. Mijn volk zal me steunen en daar kan geen spreuk tegenop.” Vesuvius begon te lachen:”Hahahah, achterlijke Hertog…” Hij pakte zijn gezicht vast en keek hem diep in de ogen. “Luister zielig Hertogje, ik bepaal hier wat er gebeurt. Bizoe en onze baas van de zwarte gilde zijn daar en ik ben hier. Ik heb je onder mijn spreuk en niet die twee. JIJ doet wat IK zeg…” De hertog perste met zijn gezicht in de vouw nog wat woorden eruit:”Ik zal doen wat je zegt….maar zij niet.” Zijn ogen gingen langs Vesuvius naar achteren in de troonzaal. Een aantal gewapende mannen, vrouwen en kinderen kwamen de kamer in lopen. Oude, zieken en jonge mensen. Mensen die niet konden meevechten aan het front hadden zich verzameld in de troonzaal en stonden nu gewapend voor Vesuvius en zijn bende:”Heer, hou vol…wij komen u helpen.” Vesuvius draaide zich om en stond verbaasd. Nog geen minuut later vlogen er vuurballen en hooivorken over en weer door de troonzaal. Vesuvius had meer moeite met deze op hol geslagen menigte dan toen hij een minuut geleden lachend op ze afstormde. Zoveel zelfs dat hij de hertog uit het oog verloren had. Deze bleef netjes zitten zoals Vesuvius hem opgedragen had. Al een paar keer vloog er een object, al dan niet in vuur, rakelings langs zijn hoofd. Hij zou dolgraag willen opstaan maar die spreuk was sterker dan hem en liet hem braaf op zijn plek zitten. Een mes boorde zich in de stoel terwijl de Hertog er geschrokken naar keek. Het zweet stond op zijn voorhoofd. Nooit had hij gedacht dat hij zich zo hulpeloos voelde. Jarenlang training gehad in vechtsporten, kleine spreuken en tactiek en nu kon hij niks doen dan kijken. Plots helde de stoel naar achter en voelde hij hoe zijn stoel naar achter werd getrokken de zaal uit. In zijn ooghoeken zag hij twee jongens van nog geen vijftien jaar aan de stoel trekken. Een glimlach trok op zijn gezicht, als hij op de stoel moest blijven dan zou hij dat doen ook. Hij keek de zaal in en zag Vesuvius in gevecht met enkele boeren en tot de tanden toe gewapende grootvaders. Niemand zag hoe ze hem de zaal uittrokken.

De stad zag er verbouwereerd uit. In het heetst van de strijd krioelde de stad met donkere vlekken, terwijl aan de achterkant het volk van Bargos vluchtte voor het te laat was. Zwarte stipjes waarvan Glimbaar wist dat het Bjarguls waren. Slechts elf hadden hij en zijn kameraden er geslacht. Ook twee vrienden waren hem ontnomen in deze strijd en achter hem waren twee vuren aangelegd om hun lichamen te verbranden. Hun as zouden door de vlammen over het land worden verspreid. “Glimbaard, we moeten gaan. We trekken over deze berg en proberen hulp te zoeken.” Glimbaard knikt en keek nog één keer naar de rookpluimen die ver boven de stad uitkwamen. “Nu maar hopen dat ze niet naar de dwergen in Sibilo trekken.” De lucht begon al meer roze te worden welke aangaf dat de avond en nacht in aantocht was. Achter hem lag Bargos en in het zuidoosten hun nieuwe bestemming.
Ivo 31-okt-2007

Bizoe veegde zijn mes schoon met een stuk van het gewaad van de magier terwijl deze op de grond lag leeg te bloeden. Bizoe deed een stap achteruit toen de plas bloed zich uitbreidde. “Met de rest van het gilde zou hij later afrekenen” dacht hij. Hij keek naar Bargos en zag de rook die uit de stad opsteeg al minder werd, het was tijd om een kijkje te gaan nemen en hij riep de draak. Vanaf de muur was goed te zien hoe je bjarguls hadden huisgehouden. Alles wat niet van steen was lag er verkoold bij. Alleen het paleis en ekele stenen huizen aan de markt stonden weliswaar zwart geblaakerd nog overeind. Bizoe genoot van het vooruitzicht om plaats te nemen op de zetel waar normaal Jivaco op zat als hij adienties had. In plaats van burgers te woord staan zou Bizoe vanuit die stoel bevelen aan zijn leger geven en ze zouden precies doen wat hij wilde. Morgenochtend zou zijn eigen leger aankomen en dan kon de aanval op het rijk pas echt beginnen.

Het was nacht, alleen de diep blauwe kleur aan de horizon verried dat het niet lang meer zou duren voor de zon zou opkomen. Tamir was al wakker, hij draaide zich om en en zag Sarah naast zich liggen nog diep in slaap. Zonder geluid te maken stond Tamir op. Hij keek het kamp rond en ontwaarde een zwarte gestalte aan de rand van het kamp. Een golf van paniek schoot door Tamir heen tot hij de man herkende. Het was onmiskendbaar Jivaco die daars stond. Hij kende de hertog nu pas enkele weken maar Tamir had diep respect voor de hertog gekregen. Jivaco was hertog door geboorterecht maar hij was een van de beste leiders die Bargos ooit had gehad. Tamir dacht terug aan de eerste dag dat hij Jivaco had gezien, zelfs op pantoffels had de hertog al indruk op hem gemaakt. Maar hij had Jivaco ook zien vechten op de muren van Bargos en bovendien had hij Jivaco gezien als mens die niet bang was om zijn emoties te tonen ook al was hij hertog. Over slapende mensen stapte Tamir op de gestalte af. “Heer?”. Jivaco draaide zich om. “Tamir!”. Hoewel het donker was kon Tamir de harde trekken in het gezicht van de hertog zien. Tamir wist niet goed wat te zeggen. “Het spijt mij van uw stad Heer”. Jivaco draaide zijn gezicht naar dat van Tamir “Zit jij soms achter dit complot?”.  Tamir keek geschrokken naar de hertog maar zach al gauw een kleine glimlach op het gezicht van de hertog verschijnen... voor de  eerste keer weer sinds de aanval op Bargos was begonnen. Jivaco zuchtte “Nee, ik ben het die spijt moet hebben. Ik wist dat er iets mis was in Omaru en toch haalde ik mijn legers niet terug zelfs niet toen een oude herbergier mij kwam vertellen wat ik eigenlijk had moeten weten. En toen kwamen jullie en toch had ik die malloot van een Istan nodig om te bevestigen dat die brief die jullie bij hadden echt was”. Het was even stil “Tamir, waarom besloot jij die brief van de koerier mee te nemen? Je bent niet bepaald dom, je moest geweten hebben dat het gevaar kon opleveren, die koerier had drie pijlen in zijn rug toen jullie hem vonden”. Tamir dacht na maar wist eingelijk niet waarom hij dat gedaan had “Ik weet het eingelijk niet heer” was het enige dat Tamir kon antwoorden. Jivaco ging verder. “Je bent een goed ruiter nietwaar?” “Ja heer” “Zou je iets voor me willen doen?”vroeg Jivaco  “Natuurlijk heer” “Je hebt me ooit eens iets verteld over die dwergen uit de bergpas tussen Omaru en Bargos”. Tamir begon te lachen en keek Jivaco aan maar Jivaco’s gezicht stond ernstig. “U bedoelt toch niet dat ik naar” begon Tamir maar Jivaco viel hem in de reden “Je bent een van de beste ruiters die ik ken en je hebt veerkracht getoond. Bovendien kennen die dwergen jou”.

Momo keek door zijn glasbol het paralel in. De grond was rood gloeiend en hier en daar bedekt met as op steeds verschillende plaatsen schoten vlammen uit de grond. Overal hingen dikke wolken stoom en er was voortdurend dat vreemde geluid. Momo dacht na over het geluk dat hij dit kleine beetje gekristaliseerde mana had kunnen vinden in normaal mana arme paralel. Momo stond op en begon de bol in beweging te brengen. Hoewel de bol hem beschermde tegen de hitte was het maar tijdelijke oplossing. Hij moest een uitgang zien te vinden maar hij wist niet waar hij was en hij wist al hemaal niet waar hij terecht zou komen. Hij vervloekte zichzelf dat hij Istan in de strijd uit het oog verloren was want die wist veel beter de weg door het paralel dan hij. Na een minuutje vond hij wat hij zocht achter een rookwolk zag hij een zwarte vlek. Vlug rolde Momo de bol door de rookwolk en boste tegen een enorme Bjargul. Het beest haalde uit en sloeg de glasbol aan diggelen. Verzengende hitte golfde over Mome heen. Momo sprong opzij en kon ternauwernood de graaiende klauw van de Bjargul ontwijken. Hij besefte dat de zwarte vlek niet was wat hij gehoopt dat het zou zijn. Vechtend voor zijn leven probeerde Momo de aanvallen van de Bjargul te ontwijken. Momo was aan het eind van zijn kracht toen voor een tweede keer de grond onder zijn voeten wegzakte.
Martijn 12 november 2007

Terwijl Bizoe even verderop stond te dagdromen flitste het leven van de meester van de zwarte gilde aan zich voorbij. Verraden en neergestoken door deze gladjanus. Zijn lichaam beefde niet alleen voor het sterven, maar ook van de woede en het verraad van deze Bizoe. Zijn magie had gefaald op het moment suprème. Bizoe had een slang in zijn schoot geworpen en tegelijkertijd een magische spreuk uitgevoerd. Als Bizoe wilde strijden met magie en gemene streken dan zou hij het krijgen had hij gedacht, maar enkele minuten later viel hij al bloedend op de grond. Zijn tegenstander voor hem met de dolk nog in zijn handen. Gespot met de magie en toegeslagen met het zwaard. Marinus voelde bloed uit de wond vloeien en greep het met beide handen vast. Bizoe had hem daarna omver getrapt en hem toegelachen over de eenzijdigheid van tovenarij. De woorden:”een klein sneetje doet wonderen” bleven nog in zijn hoofd doorgalmen. Marinus had zich nog nooit klein gevoeld, zo zwak. Hij keek omhoog naar Bizoe:”Vuile rat…jij…ik zal…” Bizoe draaide zich snel om en schopte tegen hem aan:”jij zal sterven, dat zal jij!” De meester kuchte bloed op:”ik zal me wreken, zolang ik leef.” Zijn hand ging in zijn gewaad. Bizoe bleef op zijn hoede terwijl Marinus de grote een spiegel tevoorschijn haalde. Bizoes mond viel open en tegelijkertijd gooide hij zijn dolk naar de stervende meester. Met een krachtige stoot boorde de dolk zich in de grond, waar net nog de meester lag. “verdomme, ik had die spiegel moeten kapot maken toen ik de kans had, niet dat hij het ver schopt in het parallel.

“waar brengen jullie me heen?” vroeg de Hertog. Maar voordat de jongemannen antwoord konden geven begreep hij het al. Zijn hoofd werd lichter en het almaar gehoorzamende gezoem was bijna niet meer te horen. “Natuurlijk, Vesuvius is niet een sterke tovenaar en zijn bezwering werkt alleen als hij ook mijn buurt is.” De jongemannen knikte en glimlachte naar hun hertog:”Wij voelden hetzelfde toen wij onder invloed stonden van die andere tovenaar en zwendelaar” klonk uit de mond van een oudere vrouw die in stevige pas achter hen aanliep. Die stem klonk bekend, maar de hertog kon het niet plaatsen. Hij nam het over:“Alleen was ik een magische geleider, jullie leider, de hertog van Omaru, door mij kon Bizoe weggaan. En zolang ik in de buurt was en leefde, zo zou ook het volk van Omaru gehoorzamen…” De vrouw knikte. Een deur ging open en het daglicht viel naar binnen. “Heer, probeer eens of u zich al kunt ontdoen van uw stoel…ik bedoel of de gehoorzaamheidsspreuk niet meer de invloed uitoefent om u op die stoel te laten zitten…” De hertog lachte om de situatie, maar werd daarna weer serieus toen hij probeerde van de stoel op te staan. Hij merkte dat een deel nog steeds graag op de stoel bleef zitten, maar met al zijn wilskracht stond hij bevend op. Trillend op zijn benen bleef hij staan zonder om te kijken naar die stoel. De oude vrouw ging naast hem staan en nu pas herkende hij zijn kinderjuf en lerares. Ze keek hem aan:”We lopen een stuk verder. We gaan het bos in, als je merkt dat je hoofd weer leeg is zijn we ver genoeg om je te ontdoen van die smerige zwarte gehoorzaamspreuk…” toen glimlachte ze en omhelsde de hertog, ongemerkt rolde er een traan over haar wang. De hertog voelde zich trots op zijn volk.

De grond onder hem gleed weg en een koele bries blies over zijn gezicht. Nog geen seconde later plofte een lichaam naast hem neer samen met een spiegel. De Bjargul haalde uit terwijl Momo de slag te laat zag komen. Hij vloog enkele meters weg. Toen hij weer opkeek zag hij het figuur met de Bjargul vechten. Misschien samen konden ze dat beest aan. Momo sprong op en manoeuvreerde zich naar de Bjargul, nauwlettend de andere persoon in de gaten houdend terwijl de Bjargul met hem tekeer ging. De vreselijke hitte had geen vat op de Bjargul zoals het Momo verzwakte. Zijn huid prikte van de warmte en zelfs zijn zweet voelde na een tijdje als een gloeiend steentje over zijn huid. Het zwarte beest smeet de man weg vlak voor Momo’s voeten. Hij keek naar de roerloze man en herkende zijn gezicht:”Marinus…” Een luide kreet van de Bjargul vulde de warme ruimte. Momo’s ogen gleden over de vloer tot het gevonden had wat het zocht:“de spiegel! mijn uitweg…” geen moment bedacht hij zich en rende op het zwarte gevaarte. Deze brulde en haalde naar hem uit. De armen kwamen snel dichtbij, maar Momo sprong aan de kant en gleed een stuk door. Met nog een aantal ontwijkmanoeuvres stond hij nog geen meter van de spiegel. Hij greep de spiegel en hield hem stevig vast…”weg hier” een pijnscheut aan zijn benen door de stevige greep van het beest haalde hem uit zijn concentratie. Toen viel hij weer… de temperatuur zakte en hij viel in een beekje. Twee meter naast hem viel de Bjargul neer. Deze krabbelde direct overeind liep met ongemakkelijke passen over de natte keien naar Momo. Deze krabbelde overeind en probeerde mana aan de omgeving te ontrekken. De Bjargul viel voorover maar greep Momo vast en hield deze onderwater. De tovenaar spartelde en probeerde zich omhoog te duwen. Een slok water gleed naar binnen en plots voelde hij de kracht…een flits verscheen en onthoofde de Bjargul. Momo’s handen trilde terwijl ze nog gericht stonden naar de Bjargul. Het tekort aan mana onttrok zich aan zijn omgeving en liet het gras verdorren en de bomen uitdrogen. Enkele vissen kwamen bovendrijven:”ik ben er uit…uit het parallel…” Op dat moment keerde zijn maag binnenste buiten. Momo was moe, misselijk en vreselijk gehavend.

In de gevallen stad Bargos, op de hoogste toren klemde een draak zich vast aan het dak en keek naar het zuiden. Onder het dak zat Bizoe naast een kleine zwarte bol en keek erin. De bol en het oog van de draak waren een en Bizoe kon in de verte kijken door de draak. In de zwarte kogel wervelde de hitte en kilte van het parallel. Het beeld verdween en Bizoe keek van de kogel naar zijn rechterhand. De zwarte kogel had veel gevraagd. Bijna twee weken geleden, toen hij Bargos had ingenomen, commandeerde hij de bjarguls terug te keren naar het parallel. Zulke losse flodders waren een gevaar voor het noordelijke leger. Maar niet alle bjarguls waren even gewillig. Hun tijd buiten het parallel gaf ze ervaring en een eigen wil. Niet dat ze zich tegen Bizoe keerde, want hij was hun meester, maar wel het offer dat hij moest betalen om zoveel krachtige ongecontroleerde zwarte magie te beheersen. De zwarte kogel begon aan hem te knagen, zijn leven behoorde al aan het parallel, slechts een kwestie van tijd. Een voor een keerde de Bjarguls naar het parallel terug, waarbij zijn hand steeds meer tintelde en bij de laatste Bjargul trok het leven uit het puntje van zijn pink. Zonder een moment te twijfel, had hij de helft van zijn kleinste rechtervinger afgehakt. Hij was geschrokken en had de kracht van het parallel onderschat. Haastig stond hij op en liep naar de deur:”Morbide mijn draak, bewaak de kogel met je leven.” Na een kleine grom stapte Bizoe door de deur:”En nu gaan we verder naar het zuiden.”

Tamir sloeg de beker op tafel, stond op en liet een harde boer. De dwergen om hem heen joelde en lachten. De koning stond op:”Tamir…je bent mijn meerdere…maar nu even serieuze zaken.” De dwergen werden stil. Het maanlicht scheen op hun zelfgemaakte ronde tafel van rotsen en stenen. De koning klom erover en ging in het midden staan:”Dwergen van huruthan en mithiridin, vrienden…luister naar mijn verhaal over hoe er jaren geleden een magisch momentum is geweest. Alhoewel wij ons daar niet aan hebben ingelaten is het toch een belangrijk keerpunt geweest. Een punt waarin de mens meer kracht kreeg en middels sterke artefacten ons de baas werd.” De koning knikte naar Tamir die over de tafel sprong en de speer liet zien. Een geroezemoes klonk en de koning ging verder:”Rustig…kalm, hij is in goede handen. Deze speer des doods heeft koning Thumulus vermoord na een lange strijd met mensenvolk. Hieruit ontstond de tweestrijd in onze dwergen clan, die tot vandaag nog duurt. De Huruthan en de Mithiridin waren geboren, twee volkeren maar eigenlijk een. Allemaal door een strijd met mensen.” Tamir zag dat er al enkele boze ogen naar hem werden gericht met een vrees naar de mens in hun midden. “Maar vrees niet, vandaag is een dag waarin we weer verenigd worden. En laat ik jullie vertellen, ook dit was het werk van een mens. En man met een zuiver hart, een dwergen hart. Met bloed van een smid. Drager van de van de speer van de dood…maar na vandaag weer de speer van Ynos. Het is een lang verhaal, maar er zijn zware tijden. Weer zijn we verjaagd van ons huis en eten we nu onder een sterrenhemel zonder onze geliefde bergen. Magische wezens uit een zwart oord, een leger uit het noorden en artefacten van macht zijn onze nieuwe vijand. Ook al worden we verslagen, dan worden we verslagen als één. Als één volk…

De hertog van Omaru sloeg het oude stoffige boek dicht:”Vreselijk…” liep ijsberend door de zaal. “Ik moet het doen,” mompelde hij, keek nog met een laatste glimp naar het boek en draaide zich om. De afgelopen weken waren vreemde weken geweest. Gevangen genomen, bevrijd, betoverd, nogmaals bevrijd, Vesuvius overwonnen, in de kerker gegooid, terugkeer van mannen uit Bargos, berichten van oorlog, van legers uit het noorden, vluchteling opgevangen…en het enige wat hij dacht was doen wat hij beloofd had nooit te doen. Alleen zijn vader wist dit en die was dood, zelfs familie als Jivaco  niet. Als hij dit niet zou doen zou hij niet kunnen winnen, zou hij niet mee kunnen doen, zou… Het idee vloog door zijn hoofd als een tornado, maar in het oude boek had hij net zijn oude familie ervaring gelezen. Het liet hem eraan herinneren hoe slecht het was en dat de vorige keer iemand stierf…voor niks. Al zijn gedachten hadden hem zo opgenomen dat hij pas merkte dat hij in de kerker stond toen hij met zijn voeten in het vieze water stond. “Vesuvius, welke deur?” vroeg hij aan de man aan het tafeltje. “vierde deur links.” De hertog liep met flinke passen naar de tralie en keek naar de verzwakte tovenaar, die meteen opsprong en naar de Hertog liep. De hertog sloot zijn ogen en probeerde de exacte woorden te herinneren. Zonder moeite namen de woorden zijn gedachten in alsof ze erop gewacht hadden om uitgesproken te worden. Zijn mond begon te trillen. Vesuvius keek hem aan:“Ik kan je hier in de fik zetten, hertog. Ik bedoel je bent uit mijn gehoorzaamspreuk, maar ik bezit nog andere spreuken en magie. Niet dat het hier werkt natuurlijk, altijd handig zo’n barrière, maar…” Vesuvius hand schoot naar voren en greep de Hertog bij zijn keel.:”Mijn handen werken nog prima…” Hij kneep de keel van de hertog dicht maar het enige wat hij zag was hoe de Hertog lachte met scheuten en toen een reeks van woorden uitsprak”…maar jouw leven is niet voor niks.” Bij het laatste woord voelde Vesuvius een pijn scheut over zijn hele lichaam en viel slap op de grond. De wachter was opgestaan en kwam aangerend. De hertog rolde het dode lichaam van vesuvius van zich af en grinnikte:”Ik heb het…” Enkele minuten later liep de Hertog langs pilaren en deuren, naar de tuin. Zachtjes mompelde hij:”in de fik zetten en andere magische trucjes komen altijd van pas.” Een vonk vloog uit zijn vingers. “Al is het maar een beetje”

Het zweet parelde van Glimbaards hoofd. Zoveel tegenstand had hij niet verwacht van zo’n klein mannetje. De andere dwergen joelden en schreeuwden en maakten al enkele weddenschappen. Het mannetje tegenover had nog steeds die glimlach op zijn gezicht en irriteerde glimbaard mateloos. In de afgelopen weken was hij opgetrokken met deze dwergen en voelde zichzelf ook helemaal in zijn dwergen element. Hij had teveel met mensen geleefd,  maar nu voelde hij zich weer dwerg en zou niet gaan verliezen van zo’n klein pietluttig mannetje. “geef het nu maar op, glimbaard” riep Istan. Met een kleine beweging duwde hij de arm van Glimbaard weer terug in begin positie. Armpje drukken was zijn favoriete bezigheid. Het ging niet om kracht, maar om kennis. En tja, dwergen…die ging het om kracht. Istan duwde met zijn geesteskracht de arm van glimbaard om en perste zijn hand op de tafel. Glimbaard moest erbij gaan staan om niet zijn arm uit de kom te laten trekken. De dwergen joelden en dronken en Glimbaard moest lachen. Ze gaven elkaar een hand en lachten:”Istan, je bent me er eentje. Klein maar getalenteerd.” Istan boog zich voorover:”Ik ben blij dat ik ontsnapt ben en jullie heb gevonden. Het is een meest gezellig gezelschap.” “Zo mag ik het horen” Gromde glimbaard en liep het kleine tentje uit. Istan volgde hem op de voet. De zon kroop langzaam achter de horizon weg. “Ik denk dat het nog een dag of 2 lopen is, voor we het kleine leger van Jivaco inhalen. Als Bargos valt…” Istan klopte op zijn schouder:”…dan is dat een groot verlies en zullen de zuiderlingen 1 voor 1 in de handen vallen van die noorderling Bizoe.” Glimbaard keek Istan aan:”Een noorderling, meen je dat? Sinds dat vieze momentengedoe is de grote oorlog gestopt en nu 20 jaar later gaan ze ermee door.” De kleine magiër keek naar de ondergaande zon en zuchtte:”Ik denk dat ze 20 jaar hebben gewacht op dit moment. Een moment van zwakte. Een moment dat uitermate goed is uitgespeeld door Bizoe. Prins Bizoe van het noorden.”
Ivo 12 december 2007

Languit viel Momo op de grond. “De goden moeten mij goed gezind zijn” dacht Momo. Dat hij juist Marinus in het paralel tegen moest komen en dat juist hij de spiegel bij had kon evenmin een toeval zijn als de scheuring die Momo in het paralel had doen belanden. Hij had geen idee waar hij was maar zeker was dat hij op een planeet was terecht gekomen waar mana niet vloeide zoals op zijn thuis planeet dat deed. Mana werd hier ontrokken aan de omgeving maar werd niet direct weer opgevuld. Dat het er hier zo groen uitzag bewees dat magie hier niet of nauwlijks gebezigd werd. Misschien was de planeet wel onbewoond. Momo zakte weg en onderging gelaten het effect dat de gebruiker van de spiegel altijd moest ondergaan.

De generaal was een kop groter dan Bizoe terwijl Bizoe niet bepaald klein was. Geen enkele gelaatstrek in het gezicht van de generaal was rond, zijn hoofd haast vierkant. Onmiskenbaar was dit een noordeling. De man stond strak in de houding zijn spieren stonden gespannen. “Ga zitten, Weslan”. De generaal ontspande zich en naam plaats tegenover Bizoe. Een bediende schonk twee glazen wijn en verliet de kamer. Weslan nam een slokje wijn. “Die vieze hond van een Jivaco heeft wel smaak, Heer”. “Maar daarmee is ook alles gezegd” antwoorde Bizoe. Weslan nam nog een slok van zijn wijn “Ja, dat is waar, dit had hij waarschijnlijk nooit verwacht, hoe had hij dat ook kunnen verwachten uw plannen zijn geniaal”. Bizoe slaagde er slechts met moeite in om zijn gezicht ernstig te houden. “Wat zijn uw orders Heer?” vroeg de generaal. Bizoe rolde een kaart uit op de tafel. “Ik wil, twee hertogdommen in het zuiden tegelijk aanvallen. Als we snel genoeg zijn hebben we de hoofdsteden in handen voordat het deel van Jivaco’s leger dat naar het zuiden is gelokt terug is gekeerd. Als we te laat zijn dan zal het leger van Jivaco zich moeten opsplitsen of proberen in ieder geval een hertogdom te behouden, en de vraag is of hem dat lukt. Hoe dan ook, in beide gevallen winnen we. Een klein deel van het leger kunnen we hier houden. Deze stad is met relatief weinig manschappen goed te verdedigen.” De generaal stond op “Ik zal de kapiteins erbij halen, dan kunnen we onze strategie gaan bepalen” en de generaal verliet de tent. Bizoe zakte achterover. “Wat een geweldige generaal heb ik toch” dacht Bizoe “Hij heeft aan een half woord al genoeg”.

De grote zware deuren gingen open. Jivaco in zijn staatsgewaad voelde de werveling van de lucht langs zijn gezicht strijken. De audientiezaal van hertog Teslan van Perlanos was afgeladen vol met mensen. Hij herkende enkelen personen als raadsleden van Teslan en kapiteins van het leger van Perlanos. Het was al weer enkele jaren geleden dat hij hier was geweest. Jivaco had altijd meer contact gehad met zijn neef de hertog van Omaru dan met zijn westerbuurman de hertog van Perlanos. De val van Bargos had hem echter gedwongen naar het westen te vluchten. Een schok ging door Jivaco heen toen hij naar binnen stapte. In plaats van Teslan op de troon te zien zat daar een al ietwat grijzende man. De man had een goudkleurig gewaad aan en op zijn hoofd prijkte een kroon. Jivaco slikte even want dit had hij niet verwacht. Hij had bericht laten sturen naar de koning van het rijk maar hij had de koning niet hier verwacht. Met lood in zijn schoenen liep Jivaco naar voren en knielde op de trap naar de verhoging waar de koning zat, hij boog het hoofd en sprak “Sire, ik heb gefaald.” Jivaco slikte moeizaam “Mijn hetogdom is gevallen. Ik had slechts mijn eigen stadswacht om mijn stad te verdedigen. Ik had mijn legers nooit zo ver weg moeten sturen, de veiligheid van mijn eigen hertogdom had voorop moeten staan niet dat van anderen. Ik had het gevaar moeten zien aankomen maar ik was blind”. Bijna fluisterend ging Jivaco verder “Er zijn veel mensen gestorven.... door mijn schuld. Sire, zou u zo goed willen zijn mij uit mijn ambt te ontslaan?”. Het was muisstil in de zaal. De koning leek na te denken. Na wat leek een eeuwigheid sprak de koning “Nee, ik ontsla u niet uit uw ambt”. Er ontstond geroezemoes in de zaal en Jivaco hief zijn hoofd op naar de koning. De koning zette zijn handen op de leuning van zijn troon en stond op. “Treed nader”. Jivaco wist niet goed wat hij moest doen totdat de koning zijn hand uitstak en Jivaco begreep dat hij mocht opstaan. De koning legde beide handen op de schouders van Jivaco en keek hem diep in de ogen. “Je hebt een goed hart Jivaco, misschien wel iets te goed. Toen er in het verre zuiden problemen waren stuurde je direct het grootste deel van je leger daarna toe om hulp te bieden, dat Driscal en Bizoe in het diepste geheim een aanval voorbereide op mijn rijk met Omaru en Bargos als eerste doelwitten wist zelfs mijn eigen veiligheidsdienst niet. “Maar Sire er zijn veel mensen...”. De koning onderbrak hem “Er zouden nog veel meer mensen zijn omgekomen als er een minder doortastend hertog in Bargos was gezeteld.” De koning liet een korte pauze vallen. “Ik heb straks leiders nodig die mij helpen om terug te nemen wat van ons is en jij bent een van die leiders”. Bosco op gepaste afstand achter Jivaco zag de shouders van de hertog weer naar achter trekken.
Martijn 2 januari 2008

Vanuit het gehavende slot van Omaru keek de hertog naar buiten. Buiten floten vogels en in de verte zag hij de rivier die daar zo rustig stroomde. Zijn blik ging verder en keek naar de horizon. Nu wist hij dat daarachter in Bargos de hel was losgebarsten. Bizoe had niet alleen hem verraden maar vooral misbruik gemaakt van alles wat hij kon bedenken. Zijn blik ging over de stad die er nu ook rustig bijlag, aangezien er zo weinig mensen waren. Nog een opoffering waar de hertog kwaad om werd. Zijn bloed kookte iedere keer als hij dacht aan wat er gebeurt was. Vanaf de dag dat hij werd vastgezet, doodverklaard en vervloekt tot het moment dat zijn vloek werd opgeheven met de dood van de tovenaar Vesuvius. Maar het ergste van alles was dat het Bizoe gelukt was om een volk in zijn macht te krijgen en in dat korte moment van macht de meeste wist te vermoorden in een oorlog dat niet de hunne was. De hertog sloot zijn ogen. Voor zich zag hij de kerker waar Driscal hem had vastgezet en zag hoe Bizoe binnenkwam:”Hertog hertog, u hebt geluk…heer Driscal is niet meer…maar helaas voor u, hoorde dat bij mijn plan.” Bizoe lachte hard op en hield zijn hand omhoog. Een kleine groene steen werd voor de ogen van de hertog gehouden en lichtte toen fel op. Toen werd alles donker. Het volgende moment werd hij weer wakker en stond Vesuvius voor zijn neus. “Wakker worden hertog, we kunnen u gebruiken…” Er werd op de deur geklopt en de hertog ontwaakte uit zijn gedachten. “Binnen!” riep hij met een trillerige stem en een paar tellen later kwam een oude vrouw binnen. “Ah mevrouw, fijn dat u tijd had om te komen. U weet waarvoor u hier bent?” De vrouw knikte en tilde de mand in haar hand een stukje op. “Ik heb genoeg meegenomen en ik kan u wel helpen. Ik zal toch enige details moeten weten voordat ik een behandeling ga toepassen. Er zitten nogal wat consequenties voor als ik het verkeerd zou doen, dus…vertel maar eens, wat is er precies gebeurd?” De hertog gebaarde naar de stoel:”Gaat u zitten.” De hertog zelf bleef staan en vertelde het verhaal van Vesuvius, hoe een nieuwe vloek hem beheerste en hoe zijn volk hem gered had. Maar ook dat hij het leven genomen had van de tovenaar Vesuvius met zijn blote handen. Daarna vertelde hij haar zijn geheim. Dat hij door een leven te nemen kon beschikken over zijn eigen. Hij had er eigenlijk voor gezorgd dat met de dood van Vesuvius hijzelf een mengelmoes van diens magie geabsorbeerd had. Maar de vloek van de tovenaar was er nog…die was mee overgekomen. De vrouw staarde hem even aan:“U heeft uw eigen vloek geabsorbeerd…dat is een pittige, maar ik kan u wel helpen.” De vrouw zuchtte:”gaat u liggen alstublieft, mijn hertog.” Ze graaide in haar mand en haalde daar allemaal vreemde curiositeiten uit:”Het is niet prettig…”

Glimbaard en Istan stonden voor een klein meer naast de stenen opening van een smalle brug. Deze voerde over het water naar het eiland in het midden. Daarop stond een kleine omgekeerde berg met de punt naar beneden en als je goed keek zag je het huisje dat er bovenop stond. “Uhm, en dit is jou huis?” Istan glimlachtte naar glimbaard en de andere dwergen en begon meteen de brug over te steken. “Yep, even iets pakken, dan wat eten, beetje slapen en dan op naar de Jivaco, die vast en zeker al bij de koning is.” Glimbaard moest ook glimlachen. Dit mannetje had hem al verslagen met armpje drukken, liet hem steeds versteld staan van zijn kennis en alles wat ie zei leek wel grappig…gek mens. Het groepje dwergen volgde Istan over de brug. Een donder was te horen en glimbaard keek naar zijn buik:“ik heb geloof ik ook wel honger”

Ze liepen nu al twee dagen onder de grond en Tamir begon zich langzaam af te vragen waar ze naar toe liepen. Hij had geen zon om zich te oriënteren, geen wind die hem afkoelde, geen vogels die floten, maar alleen de donkere gangen waarin het steeds warmer werd. Alle dwergen om hem heen schenen steeds opgewekter te raken naarmate ze verder liepen. Nog geen uur geleden waren er zelfs al een paar gaan zingen. Stevige liederen over heldendaden van vroeger, over de tijd dat dwergen over de aardoppervlakte heersten. Over helden en… De stoet stopte en het gezang ging over in geroezemoes. Helemaal vooraan stond de koning. Met een paar passen klom hij op een steen en draaide zich naar de flinke groep dwergen:”Ahum!” Het kuchje was niet eens nodig om alle aandacht te krijgen, want die had hij al. “Zoals iedereen weet was in het verleden onze macht vele malen groter dan nu. Toen heersten de dwergen over de aarde…of beter gezegd eronder. Maar de tijd van de dwergen was toen al beslist door een ander ras. De dag dat de mens leerden hoe magie kon worden toegepast, was de dag dat de dwergen verloren. Natuurlijk hebben we hard gevochten en ze laten voelen waarmee ze te maken hadden. En nu zijn we weer hier, waar het allemaal eindigde, waar dwergen en mensen een einde maakte aan de oorlog. Hier in de plek waar de laatste slachtoffers vielen. De laatste slag.” De koning boog zijn hoofd en hield stil. Zelfs Tamir wist nu waar het om ging. Zijn vader had hem ooit eens verteld dat de dwergen in de oorlog de bergen in waren getrokken en dat een groots leger van mensen ze achterna waren gegaan in de hoop de dwergen te vinden, te overwinnen en de schatten te nemen die ze konden vinden. Het leger van de mensen werd aangevoerd door de kroonprins en de oppertovenaar van de koning. Na dagen lopen kwamen ze op deze plek. De heilige stad Ur. Een grootse slag werd hier gevoerd, maar na 3 dagen hadden zowel de dwergen als de mensen verloren. Het bloed van de kroonprins vloeide over het parelwitte plein in het midden van de stad toen het werd geraakt door de toenmalige dwergenkoning Huruthan en de stad bloedde in de harten van de dwergen met vuur van destructie. Op dat moment werd besloten om te stoppen. Tamir wist dat ze naar de stad Ur waren gegaan om het verleden te zien, om kracht te vinden om te vechten en om relikwieën te vinden die hun zou helpen. De koning ging verder:”Laten we de deuren openen die ons naar Ur brengt, laten we in Ur de kracht vinden die ons naar de overwinning voert. En natuurlijk laten we in Ur de oerhamer vinden.

Bizoe had net Weslan uitgelaten of een bode kwam binnen en overhandigde hem een zwarte brief. Bizoe keek op en snuifde:”een tegenvaller…” Hij bekeek de zwarte brief en maakte hem toen open. Het zegel verbrak en de brief werd wit en letters in bloedrood verschenen.

Voor de meester van het noorden,

Als u deze brief heeft gekregen wil dat zeggen dat ik dood ben. De laatste keer dat ik deze brief heb geschreven kleefde er al bloed aan mijn handen. Omwille van u heb ik mijn plan doorgezet, maar heb ik mijn leven gegeven voor u.

Mijn naam is niet belangrijk, wel dat ik in Perlanos zat. Met deze brief kan ik u vertellen wat er is gebeurt. Het nieuws bereikte de stad dat er een leger aankwam uit het oosten. Mijn eerste indruk was dat u het zou zijn en dat Bargos gevallen was. Echter was dit niet helemaal waar, want de kleuren en vlaggen spraken ervan dat het Bargozen waren. Vluchtelingen uit hun hertogdom. Ik kan u vertellen dat mijn hart een sprong maakte van geluk. Bargos was gevallen. In het leger zat ook hun leider, een man waar men groot van spreekt. De heer van Bargos, Jivaco. Tot mijn grote genoegen kwam diezelfde dag de koning van het zuiden in Perlanos aan. Het zou een grote slag voor u kunnen beteken als u hier zou aankomen. De hertog Teslan van Perlanos kreeg een andere opdracht, waar ik niets van weet. Daarnaast heb ik mij aan het plan gehouden. Zoals u bevolen heeft ben ik begonnen met het plan. De zuidermuur staat wankel en zou kunnen vallen als ik het ten uitvoer kan brengen. Met de komst van het leger en de vluchtelingen uit Bargos is het hier drukker dan ooit en wordt er beter gecontroleerd. Het was een kwestie van tijd dat ze me vonden. Ik heb nog drie wachters vermoord en het plan in veiligheid gebracht, maar ik ben gewond. Ik zal nog een laatste keer terug moeten gaan, maar denk dat het mijn laatste keer is.

Met mijn dood is er niks veranderd aan het plan, alleen is er niemand die het kan uitvoeren.

Uw dienaar,

Cobaras


Ivo 9 juli 2008

Tamir’s mond viel open. “Aanschouw wat geen mens in eeuwen heeft gezien, mijn vriend Tamir”. Voor hun lag de dwergenstad Ur. In geen enkel opzicht vergelijkbaar met een stad gebouwd door mensen maar op een bepaalde manier mooier dan Tamir ooit eerder had gezien. Alles was groots en het was moeilijk voor te stellen dat dwergen dit ooit hadden kunnen bouwen. Tamir besefte dat de dwergen konign slim was. De weg naar deze stad koste tijd maar de dwergen zouden hier vinden wat ze nodig hadden in de strijd: hun relekwien maar vooral ook de moed en vastberadenheid waarmee hun voorouders deze stad hadden verdedigd tegen de mensen. En al waren het nu mensen die hulp nodig hadden, er was veel veranderd in de tijd. Hoewel de dwergen zich nog steeds wat afzonderden van de mensen werden ze wel in de steden gezien en vaak waren het gewaardeerde gasten in de tavernee’s. Dwergen werden nu met respect bejegend en dat had Tamir weten te gebruiken om de dwergen over te halen om hun bijdrage aan de komende strijd bij te dragen. Bovendien waren het niet alleen de mensen rijken die beschermd moesten worden tegen het leger van Bizoe. 

Bizoe’s ogen fonkelden. “Cobaras nieuws is minder slecht dan ik dacht” mompelde Bizoe zacht. Een man in een donkere cape stapte uit de schaduw van het vertrek. “Wat voor’n nieuws uit Perlanos, Heer?”. “Cobaras is erin geslaagd de zuidmuur van Perlanos te ondermijnen maar heeft betaald met zijn leven.” “En wat is het goede nieuws?” vroeg de man in de cape. “De koning heeft een kritieke fout gemaakt. Hij heeft de hoofdstad verlaten en zit nu in Perlanos. Hij denkt binnen de muren van Perlanos veilig te zijn maar dat is slechts een illlusie. Mijn infiltranten zitten in de stad en we hebben slechts een bres in de muur nodig om mijn leger naar binnen te laten stromen. Ik zal de koning te pakken krijgen en het rijk zal aan mijn voeten liggen.” Bizoe’s ogen fonkelden” “En zijn legers dan?” vroeg de man in de cape “Die zal de koning naar het zuiden sturen omdat ik overduidelijk heb laten merken dat ik daar wil aanvallen”. “Ik hoop dat u gelijk hebt, Heer”. Bizoe’s ogen boorden zich in de van de man. “Natuurlijk heb ik gelijk want ik heb altijd gelijk. De koning heeft een fatale fout gemaakt en daar moeten we gebruik van maken. Over een paar dagen zal ik jouw excuses aanvaarden als ik de Kroon draag.

Aan het hoofd van de raadstafel zat de koning. Aan zijn rechterhand zat zijn raadsheer en links van hem de generaal van het staatsleger. Beiden mannen had Jivaco slechts eenmaal eerder gezien toen hij zijn vader als hertog van Bargos had opgevolgd, acht jaar geleden. Verder warer er nog enekele stafleden en kapiteins van het leger aanwezig. Jivaco had slechts Bosco aan zijn zijde en na enig
aandringen had ook Sarah een plaats gekregen aan de tafel. In een goed uur hadden Jivaco en Sarah verteld wat er de afgelopen maand was gebeurd, van het moment dat de gewonde koerier aan deur van herberg was verschenen tot het moment dat Jivaco zijn stad had moeten ontvluchten. Verder had hij veteld dat hij Tamir eropuit had gestuurd om op zoek te gaan naar de dwergen die nogal onverwacht vanaf de berg een deel van Bizoe’s leger hadden aangepakt en over Istan en Momo die op zoek waren gegaan naar mana. De koning was de eerste die sprak. “Bizoe maakt zich niet erg geliefd met de wijze waarop hij de macht wil grijpen. Als zelfs de dwergen zich ermee gaan bemoeien, hoe klein dat groepje ook was.” “Sire, ik kan u garanderen dat er zeker twee duizend dwergen met u mee zullen vechten als Tamir het vetrouwen van de dwergen kan winnen en ik ben er zeker van dat hij daarin zal slagen” zei Jivaco. “Goed dan” zei de koning “Voordat ik vertrok uit mijn eigen stad heb ik de hertog van Perlanos “om een boodschap gestuurd””. De koning sprak het uit alsof hij een kind naar de markt had gestuurd. “Dat gaf mij de ruimte om deze stad als basis te gebruiken en kon ik Bizoe snel laten weten dat ik in de stad zou zijn”. “U hebt wat?” flapte Jivaco eruit. Jivaco begon zich gelijk te verontschuldigen voor zijn taalgebruik maar de koning wuifde dat weg. Onverwacht ging de deur open en een kleine ietwat mager man kwam binnen. De koning keek op en zei “Ah....Jivaco, ik wil je graag voorstellen aan een van mijn beste spionnen Cobaras”.
Martijn 17 juli 2008

De wond in zijn arm deed pijn, veel pijn. Het was natuurlijk teveel pijn voor zo’n klein sneetje, maar de hertog wist dat er niet alleen bloed uitstroomde, maar dat uit dat sneetje ook een veel grotere vloek moest weglekken. Hij beet op zijn lip en zweet druppelde van zijn voorhoofd. De vrouw voor hem had een aantal tekeningen op zijn arm gemaakt en maakte sindsdien een onafgebroken mantra geluid. Het gezoem scheen hem eerst heel rustig te maken, maar al gauw voelde hij iets door zijn lichaam stromen richting die vreemde tekeningen als een jager op zijn prooi. Een pijnscheut deed hem bijna flauwvallen, maar de vrouw sloeg hem in zijn gezicht en hij was weer klaar wakker:”Niet gaan slapen heer, dan gaat de vloek ook slapen.” Hij zag hoe ze een sneetje had gemaakt en voelde hoe zijn bloed begon te stromen. Nu zat hij daar al bijna 20 minuten en de wond was nog steeds open. Langzaam begon hij zich heel licht te voelen in zijn hoofd. “Het is klaar mijn heer, als het nog pijn doet is dat alleen maar de schade die de vloek heeft aangericht.” Ze hield hem het opvangbakje met bloed voor:”Laten we dit maar verbranden.” De hertog van Omaru voelde de pijn al zakken, maar er was iets anders dat zijn aandacht trok. Hij keek naar het bloed en zag allemaal klonters terwijl het bloed begon te ontkleuren. De klonters werden steeds zwarter en zwarter. “Oh hemeltje lief…een parallel vloek!” “Uhm, en wat wil dat zeggen,” vroeg de hertog. De vrouw keek hem bezorgd aan:”Alleen een bezoekje aan het parallel heft de gehele vloek op, tot dan weet ik niet wat de bijeffecten zijn.” Er werd hard op de deur gebonsd en de deur vloog open. Een veel te jonge koerier kwam binnen:”heer, heer, we hebben slecht nieuws…” Jivaco keek naar de jongeman en dacht dat na het verlies van alle gezonde middelbare mannen, die bizoe had gebruikt in zijn oorlog, er niet nog slechter nieuws kon zijn. “Er staat een leger voor de deur, in een grijze/beige outfit…ze zeggen dat ze van het noorden zijn en dat deze stad nu van hun is. Ze willen de leider spreken.” Jivaco bedacht zich geen moment:”Zoek in de kerkers het lijk van Driscal en geef ze dat…ik ga ze infiltreren. Misschien kunnen we zo iets doen tegen deze invasie.”

Geweldig!” riep glimbaard:”maar wat is het?” Istan moest lachen:”Ik noem het een waterkraan.” De dwerg keek hem aan met een blik van nou ga je het nog uitleggen. “mijn beste glimbaard, snel maar dan gaan we even rusten. Zo’n maaltijd, iemand die zo snel eet zal langzaam verteren.” Istan wenkte hem naar het vreemde object. “Maar goed, ik zal het proberen uit te leggen. Wat jij ziet is een machine. Het werkt niet op magie en niet met mensen, alhoewel ik wel wat magie heb gebruikt om het te maken. Eigenlijk heb ik het gemodificeerd met magie om het beter te laten lopen. Ehm, nou om heel eerlijk te zijn, loopt het op magie, maar het is geen magie, maar daar is die andere machine weer voor…” en hij wees op een kleine machine met allemaal spiegels en lenzen en een klein metalen doosje. Glimbaard begon te glimlachen en klopte Istan op zijn schouder:”Ik snap het al niet meer…en ik wil het ook niet snappen. Ik zie dat uit deze ‘kraan’ of hoe je het noemt, water komt als je die hendel omdraait en op dit ogenblik heb ik dorst.” Glimbaard draaide aan de hendel en een stroom water plonsde zo in zijn mond.” Istan mompelde terwijl hij naar het raam liep:”Als hij dit geweldig vind, dan ben ik benieuwd wat hij straks van mijn vliegmachine vind…

De wachter keek over de vallei achter Bargos:”Het is een stuk groener hier, allemaal loofbomen die je bij ons in het noorden niet hebt.” Zijn collega keek hem aan:”Ja, en dat is nog een reden waarom die oorlog het allemaal waard is. Niet alleen breiden we ons grondgebied uit, maar ook is het gebied zeer vruchtbaar.” Ze waren een paar dagen geleden in Bargos aangekomen. Het leger uit het noorden. Hun prins, Bizoe, had een plan en dat plan liep als een trein. Nadat ze over de bergen waren gekomen konden ze in een paar dagen direct doorlopen naar Bargos zonder enige tegenstand. Bargos lag redelijk centraal en was bijna een onneembaar fort, licht centraal gelegen in het zuiden. Ideaal om vanuit te gaan strijden. Maar verdeeldheid had het weten te breken, het plan van Bizoe was aangekomen als een mokerhamer. Ze wisten dat Omaru nu ook niet veel meer voorstelde en dat Marmos in het westen niet sterk genoeg was. Perlanos was het volgende doel en daarna de hoofdstad Coldemer: de berg aan zee. Nu keken ze op deze stadsmuur over hun nieuwe land. Onder hun in Bargos in het hoofdkwartier stond Bizoe te ijsberen. “Grrr, ik heb altijd gelijk, maar waarom voelt het niet goed als ik Perlanos aanval. Ik kan niet op halve kracht want dan lijdt ik teveel verlies om Coldemer aan te pakken. Maar de koning is nu in Perlanos. Ik moet ik moet….aaaaaaargh…” Hij pakte een boek en smeet dat door de kamer en kwam tegen een harnas aan dat direct omviel en veel lawaai maakte. Het zwaard kletterde voor zijn voeten. Bizoe pakte het op en keek ernaar…”Verrek…ik voel een plannetje”

Momo deed langzaam zijn ogen open en merkte toen pas hoe warm het was. Hij schrok en kwam haastig overeind, maar stootte daarbij zijn hoofd aan de steunbalk boven hem. Zo snel als hij opkwam, zo snel ging hij weer neer en ploft in een zacht kussen van stro en katoen. “AU!” Terwijl hij rondkeek voelde hij zijn hoofd kloppen. Hij zag dat hij in een zolderkamertje lag met allemaal hooi. Het zal wel de stal zijn, dacht hij. “Volgens mij is ie wakker” Hoorde hij beneden iemand zeggen. “Ik pak wat brood en ga hem eens een bezoekje brengen. Hij zal wel honger hebben na een week slaap” Logisch gezien had hij wel een week geslapen, maar de macht van spiegel ging voorbij tijd en was slaap slecht een moment. Voor hem was het een minuut geleden dat hij in slaap was gevallen als gevolg van de zwarte spiegel. Toch knorde zijn maag toen hij bedacht wat er allemaal voor zijn tukje was gebeurt. Een bult vormde zich op de plek waar hij zich had gestoten. Even later kwam een klein vrouwtje het kamertje:”Ah goddemiddig, menheer, u bint wakker.” “Dag mevrouw, ik ben Momo en ik vroeg me af waar ik was.” Het vrouwtje glimlachtte en zette en houten blad met een kan water een een stuk worst en brood naast hem neer. “Alles op zin teit, Momo. Iet eerst mar een stikje brood en wirst.” Momo knikte vriendelijk en bedankte haar. Ze liep weer naar onder maar draaide nog even om:”U bint niet van hir, dat hoor ik. Ik weer nit of het u hilpt, maar u bent nabij de vreule. U kint de pieken von de suiderberghen zien. Nu gan ik weer hilpen. Rust mar goed uit” De vreule dacht Momo, maar die rivier ligt in het noorden…voorbij de noorderbergen…Toen drong het Momo door:”ach natuurlijk dat zijn de zuiderbergen voor hen. Ik BEN in het noorden”
Ivo

Weslan kwam naar binnen en zag zijn meester staan met in zijn hand een deel van het omgevallen harnas. Weslan herkende de blik in de ogen van Bizoe en vroeg “Ik neem aan dat u weer een geniaal plan hebt, uwe exelentie?”. Bizoe keek op naar zijn generaal en was zich andermaal bewust hoe gelukkig hij mocht zijn met Weslan als zijn generaal. Het was niet de eerste keer dat deze man Bizoe’s gedachte feilloos kon peilen en het zou waarschijnlijk ook niet de laatste keer zijn. Weslan stuurde de bediende het vertrek uit, schonk twee glazen wijn in en nam plaats direct tegenover Bizoe. “Vertel” zei Weslan zonder inleiding. Bizoe nam zijn wijnglas in zijn hand “Mijn leger is te klein om een deel in Bargos te laten voor de verdediging, een deel naar het zuiden te sturen om ons oorspronkelijke plan uit te voeren en teglijk ook nog eens Perlanos aan te vallen omdat Cobaras mijn bericht wist te sturen dat de koning persoonlijk in Perlanos aanwezig is”. “En uw plan?” vroeg Weslan. Bizoe deed alsof hij in de verte keek. “Misschien kunnen we een oude truc uit de doos halen. Het is ons eerder gelukt om een leger een spook te laten najagen”. “U doelt op het leger van Bargos dat u naar het zuiden wist te lokken zodat u Bargos kon aanvallen?” vroeg Weslan. “Precies” zei Bizoe. “Alleen hoeven we dit  keer niet een leger weg te lokken maar ervoor te zorgen dat een leger niet deze kant op komt” Bizoe nam even de tijd om het volgende wat hij wilde zeggen te formuleren. “Als we ervoor kunnen zorgen dat Bargos er goed bewapend en bemand uit ziet en hij hief het harnas op zal de koning niet gauw geneigd zijn om Bargos terug aan te vallen. Op die manier kan ik een veel groter deel van het leger ten strijde laten trekken en kan ik naast mijn eerste plan, het aanvallen van de twee zuidelijke steden ook nog Perlanos aanvallen. Uit het oosten heb ik niets meer te duchten, Omaru wordt op dit moment geanexeerd” Bizoe raakte zichtbaar opgewonden. Hij ging staan en de wijn kloste over de rand van zijn glas. “En als ik dan mijn macht naar het zuiden en westen heb uitgebreid en de koning in mijn handen heb dan zal niemand meer weestand durven of kunnen geven.” Bizoe zette zijn glas neer en begon met zijn armen te zwaaien. “En dan..en dan.. en dan mijn beste Weslan zal ik de onbetwiste heerser over dit prachtige land zijn. De rest van ons leven zullen wij in weelde doorbrengen.”

De man gaf Jivaco een ferme handdruk “Het is een eer u te ontmoeten, Heer”. “Eensgelijks” zei Jivaco kleintjes. De koning gaf Cobaras aan te gaan zitten. De koning begon. “Cobaras is lange tijd in dienst geweest van Bizoe maar is gedeserteerd.” “Gevlucht is misschien een beter woord” zei Cobaras. “Bizoe voert een oorlog waaraan ik niet wil deelnemen”.  “Had je niet kunnen vluchten voordat mijn stad viel” stoof Jivaco op.  De koning hief een hand op “Laat Cobaras praten”. “Ik had eerder willen vluchten maar Bizoe  houdt zijn mensen goed in de gaten, of laat ze goed in de gaten houden. Het was mijn missie die mij de kans gaf om het leger van Bizoe te verlaten. Mijn opdracht was om de zuidmuur van Perlanos zodanig te verzwakken dat er makkelijk een bres in geslagen zou kunnen worden zodat een lange belegering niet nodig zou zijn. In plaats van mijn opdracht uit te voeren heb ik mij overgeven aan het leger van Perlanos. Ik wist dat er een kans was dat ik ter dood zou worden veroordeeld maar gelukkig kreeg ik de kans om uit te leggen waarom ik ben gedeserteerd. Toen ik werd voorgeleid kwam ik er ook achter dat de koning hier aanwezig was. Dat gaf me het idee om mijn eigen doodsverklaring aan Bizoe te sturen met de mededeling dat mijn missie geslaagd was en dat de koning in Perlanos aanwezig is en dat ikzelf de missie niet had overleefd.” De koning ging verder “De vraag is of Bizoe de verleiding kan weerstaan om Perlanos aan te vallen, maar Cobaras hier is vrijwel zeker van dat hij het zal proberen. De zuidmuur is gecontroleerd en er zijn geen mankementen geconostateerd, mijn leger is ondergebracht bij de bevolking van de stad. Als er spionnen in Perlanos rondlopen zullen ze moeilijk kunnen inschatten hoeveel soldaten er nu werkelijk in Perlanos aanwezig zijn. Nu is het wachten totdat Bizoe wat doet”.... Nauwlijks was de koning uitgesproken of de deur naar de raadskamer ging weer open. Een uitgeputte koerier kwam binnen. Onder de dikke laag stof op zijn tuniek was nog net het embleem van Bargos te zien. Even duurde het voor Jivaco zijn koerier herkende “Pasko!”. De koerier liep naar Jivaco toe en overhandige hem een verzegelde envelop “Heer, uw leger onder leiding van uw broer Trivian is op twee dagen mars van Bargos. Hij laat weten morgen kamp op te slaan en verwacht uw orders”. De koning keek Jivaco aan. Op Jivaco’s gezicht verscheen een glimlach. “Sire, als u mij toestaat zou ik mij graag bij mijn leger voegen. Wat zijn uw orders?”

Als de dwergen door de lange mars moe waren lieten ze daar in ieder geval niets van merken. Tamir had zijn paard terug gevonden toen ze de ondergrondse dwergen stad hadden verlaten maar in plaats van zelf het paard te bereiden had hij het paard ingezet als lastdier voor de relekwieen die de dwergenkoning in de ondergrondse stad had gevonden en die gebruik zouden worden mocht het tot een aanval komen. Gister hadden ze de herberg van Sarah’s vader gepasseerd. Even hadden ze stilgehouden op de plek waar het allemaal begonnen was. Waar hij Sarah voor het eerst had gezien en het deed hem beseffen hoeveel hij haar miste. De laatste weken waren intens geweest. Vanaf het moment dat Jivaco hem op pad had gestuurd totdat hij de dwergen had gevonden had hij aan niet anders gedacht dat zijn missie, nu onder het lopen had hij meer tijd om na te denken over wat hem was overkomen. Hoe het lot hem Sarah en Jivaco had laten leren kennen. Twee personen die zijn ziel hadden weten te raken, elk op hun eigen manier. Hij werd uit zijn gedachten opgeschrikt door de verkenners die terugkeerden. Tamir liep naar voren en de verkenners begonnen verslag aan hun koning uit te brengen. “Sire, er staat een aanzienlijk leger voor de poort van Omaru stad maar het lijkt niet op een belegering. De stadspoort staat gewoon open. De emblemen op de vlaggen van het leger kon in niet goed zien maar ze leken in geen enkel opzicht op dat van Omaru, Bargos of Perlanos. Ik begrijp niet wat er aan de hand is.” “Dan wordt het tijd om daar achter te komen” zei de koning en zijn blik ging naar Tamir. Tamir begreep wat de dwergenkoning van hem verlangde en hij knikte.
Martijn 4 augustus 2008

Dit hadden zijn stoutste gedachten nog niet gedacht. En glimbaard had nogal stoute gedachten, daar niet van, maar dwergen hoorden volgens hem op de grond en niet in de lucht:“Pardon?” Istan keek de verbouwereerde dwerg amusant aan:”ja en jij vliegt mee met deze vliegmachine. Op die manier zijn we sneller in het mirthinidin gebergte om de dwergen om hulp te vragen en kunnen we de koning pas echt helpen.” Glimbaard deed een stapje naar achteren en zat al schuddend naar de constructie te kijken. Istan ging verder met zijn pleidooi:“We hebben geen keus, je hebt de kracht gezien van dat zwarte leger. Indien Bizoe met deze snelheid optrekt dan heeft onze koning weinig tijd om zich te mobiliseren.” De dwerg begreep de situatie maar al te goed. Het leger dat hij had gezien was sterk door eendracht en samen met die bjarguls konden zelfs dat stelletje boeren een stad overnemen. Maar als de dwergen kwamen dan konden ze laten zien wie ze waren en dat hun kracht er eentje van het hardste staal was, dat ze niet onderdeden aan mensen door zij aan zij te strijden met hen. De dwergen konden Bargos terugnemen wanneer die Bizoe achter de koning aanzat verder in het zuiden. En zo gezegd nog geen half uur later voelde Glimbaard de wind door zijn grijze baard suizen en wenste hij dat hij dood was. De vliegmachine met Istan en Glimbaard vloog soepel door de lucht naar het noordoosten.

De bevelhebber schopte tegen het lijk van Driscal en lachte om de armoedige staat van deze stad. Zijn manschappen stonden versteld over de uitwerking van Bizoe’s  plan. Vlaggen werden omhoog gehesen met de kleuren van het noorden en de stad werd versterkt. Ze waren in volle oorlogsuitrusting hierheen gekomen, maar hadden geen moment gevochten. Het moraal was hoog, maar zijn mannen waren hier niet gekomen om te rusten ze wilden vechten, dus werd er gereageerd op de inwoners die ze tegenkwamen. Tussen al de heisa stond een enkele soldaat toe te kijken. Hij  trok zijn uniform strak en liep op twee soldaten af die een vrouw belaagden. Zonder dat ze hem zagen aankomen duwde hij de ene tegen de andere op en graaide hij de vrouw zo tussen ze uit. “Die is voor mij!” De twee soldaten lagen op de grond en keken hem gemeen aan, maar deden niks. Meteen draaide hij zich om en keek naar de vrouw:”Alles goed met u?” De vrouw hield haar jurk met een hand vast en keek ontsteld naar het gezicht van de soldaat:”Hertog…,” maar voordat ze het kon uitspreken hield hij een vinger tegen haar mond:”Ik ben vermomd en zou dat graag ook zo houden.” Plots kwam er vanuit de poort een gejoel. Er galoppeerde een ruiter naar binnen met achter zich een jongeman aan een touw. De hertog volgde het schouwspel dat volgde hoe de gevangene naar de commandant werd gebracht en meerdere malen tegen de grond werd gewerkt. Toch ging hij wat dichterbij staan om het mee te krijgen. De commandant was op een verhoging gaan staan en de gevangene stond onder hem:”Wat heeft dit te betekenen?” De ruiter stapte naar voren en plantte een speer naast de knul in de aarde:”Hij stond voor de stad met een uitrusting en een speer. Ik denk dat het een omaruaanse soldaat is.” De commandant keek naar de knul en gebood hem op te staan:”Wie ben jij en wat doe je hier met zo’n mooie speer?” De gevangene stond op en ging rechtop staan:”Mijn naam is Tamir en ik kom deze stad beschermen tegen zijn indringers.”

Bizoe liep nog een keer om de ondercommandant heen en deed net alsof hij nadacht. Daarna bleef hij voor hem stilstaan en legde een hand op zijn schouder:”Mijn beste man, je hebt natuurlijk begrepen dat ik een nieuwe oppercommandant zoek. Eentje met kwaliteiten en precisie, die begrijpt waarmee hij bezig is. Eentje aan wie ik kan vertrouwen dat hij krijgskundig en slim genoeg is om een leger te leiden.” Bizoe wist precies wat hij wilde, maar dat wist de man tegenover hem natuurlijk niet. Terwijl de ondercommandant probeerde te pleiten waarom hij de beste was, was Bizoe zijn plan aan het uitwerken. Zijn kracht lag in het manipuleren en dat deze man een groot offer ging brengen wist hijzelf nog niet. Nog even en een kleine ceremonie zou hem een oppercommandant maken, waarna Bizoe hem de zwarte kogel zou geven als bewijs van vertrouwen en een nieuw middel om zijn kracht te demonstreren. Bizoe zou hem leren hoe hij Bjarguls kon oproepen om zijn leger te versterken, hoe zijn leger kon functioneren zonder dat Bizoe moest babysitten. Maar hij zou hem niet vertellen dat de zwarte kogel zijn leven zou nemen en dat Bizoe het daarom zelf niet gebruikte.

Momo probeerde het nog een keer, maar dit keer met de zwarte spiegel. Die lange tijd in het parallel rondzwervend en vechtend had hem veranderd. Hij leefde nog en was eruit weten te ontsnappen met de zwarte spiegel, maar niet helemaal ongeschonden. Zijn huid voelde veel droger en steviger aan, gevormd door de hitte en mana in het parallel. Toch maakte hem dat geen zorgen. Zijn gedachten ging af naar de kracht waarmee hij de Bjargul aan gort schoot. In een klein moment had hij beseft dat hij niet anders kon en had meer dan mana alleen gebundeld. Nu zat hij op het zoldertje bij een boer in het noorden. Voor hem lagen een paar verdorde bloemen. Het was hem gelukt om het trucje te herhalen en nu zat hij gefocusseerd met de zwarte spiegel in zijn ene hand met zijn andere hand naar voren. Geconcentreerd staarde hij naar zijn hand. Toen voelde hij weer dat stroompje door zijn lichaam trekken en op het moment dat hij een kleine bliksemschicht wilde loslaten trilde de spiegel en leek het alsof een tornado door zijn lichaam raasde. Een enorme lichtflits verscheen schoot naar voren. Een enorm knal deed Momo achteruit deinsen en viel over een hooibaal. Rook en hooi werd de kamer in geblazen. Momo stond snel op en liep snel naar voren. Hij voelde wind over zijn gezicht die de rook wegblies en toen zag hij het enorme gat en keek uit over het land van de boer:“Bij alle bjarguls nog aan toe! Ik kan energie ontrekken aan het parallel via de spiegel.”

Al dagen was het een komen en gaan van mensen in Perlanos. Voor Jivaco was het nu een moment om te gaan. Samen met Pasko zou hij naar zijn leger gaan om zo zich voor te bereiden op de komende strijd. De koning had hem verzekerd dat Perlanos veilig was. Ook al was het niet zo’n grote stad als Bargos, hij had nog wat achter de hand. Daarop doelde hij een goed leger dat zich niet ver van de stad had verschanst en die het leger van Bizoe buiten de muren kon aanvallen, zogezegd kon plagen, zodat de stad zich beter staande kon houden. Jivaco wist dat hij nog maar 1 doel had, zijn geliefde stad terugnemen. Als Bizoe met een leger zou uittrekken, zou de stad leger en zwakker zijn. Zijn kennis om de stad in te komen via andere wegen zou dan genoeg moeten zijn. Het 1000 man grote leger van Bargos zou zich snel en makkelijk in de stad kunnen verplaatsen. “Nu maar hopen dat Bizoe zo dom is om zijn hele leger er op uit te sturen.”

Op hetzelfde moment liep Sarah door de stad van Perlanos. Al dat vergader was niet goed voor haar. Ze wilde mensen helpen en niet horen hoe er plannen werden gemaakt over de oorlog. Al snel had Sarah zich uit de voeten gemaakt en het leek erop dat ze haar helemaal niet zouden missen. Eenmaal buiten gekomen had ze snel de beslissing genomen om een etage hoger te gaan, de stadsmuur op. Van hieruit kon ze makkelijk over de stad kijken. Ondanks dat het niet zo’n grote stad was als Bargos kon ze toch goed zien dat het een mooie stad was met prachtige gebouwen en een aantal schitterende torens. Er omheen lag nog een mooie gracht. Ze zag hoe vlakbij een toren stond langs de zuidkant en hoe graag ze even wilde kijken. Na een kleine wandeling door de stad kwam ze bij de toren en zag hoe deze was afgesloten. Als klein kind klom ze ook altijd in bomen en onbewoonde huizen, dus zonder rem zocht ze naar een opening en even later glipte ze naar binnen. Daar zag het er stoffig en onbewoond uit, maar toch leek het alsof hier pas nog iemand was geweest. Sarah liet het aan zich voorbij gaan. Ze liep de trap op en probeerde te zien hoe hoog ze al was via de dichtgespijkerde ramen. “Nog niet hoog genoeg” hoorde ze zichzelf zeggen. Heel wat treden en etages later kwam ze in een gezellig kamertje en keek eens rond. Langzaam begon ze zich te amuseren liep naar een kast en trok deze open. Het was alsof Pandora zelf de doos had geopend. In de kast lag een lijk en Sarah trok bleek weg. Ze was zo geschrokken dat ze niks kon uitbrengen. “Het is jammer dat je dat hebt gezien,” hoorde ze een stem achter zich. Ze draaide zich razendsnel om:”JIJ! Wat heeft dit te betekenen?” De persoon zette een stap naar voren en het gezicht van Cobaras werd zichtbaar:”Je denkt toch niet dat ik overstap naar zo’n stelletje zwakkelingen. Ze geloven nu echt dat ik aan hun kant sta. Kun je dat geloven.” Sarah keek hem aan alsof ze het begrepen had:”De toren!” Cobaras lachte haar uit:”Ik zie dat je het door hebt. Niemand die verwacht dat deze toren een bres in de muur slaat en meteen een loopbrug is over de gracht als die omvalt. En dat lijk…tja ik moest natuurlijk wel een geloofwaardige magische dodenbrief sturen. Maar ik hoef je niet alle details te vertellen. Je zult de eerste zijn die ziet, en voelt hoe de toren omvalt.”
Ivo 6 augustus 2008

Momo zat nog steeds als verbluft over zijn otdekking. Mana ontrekken aan het normaal zo mana arme parallel was een ongelofelijke kracht. Hij besefte dat hij nu vrijwel overal, ongeacht de hoeveelhied aanwezige mana, zij magie vrij kon gebruiken en dat hij zoveel mana kon gebruiken als hij wilde. Het parallel was zo ontzagwekkend groot zodat hij kon putten uit een bijna onuitputtelijke bron mana hoewel het paralel relatief maar weinig mana bevatte. Momo’s gedachten gingen naar Istan en wat de kleine vreemde magier zou zeggen als Momo zijn krachten zou laten zien. “Misschien wordt het tijd om de daad bij het woord te voegen” zei hij hardop. Maar waar moest hij naartoe. Bargos was gevallen, dat wist hij maar waar was Jivaco naartoegevlucht. Het zuiden of naar oosten naar Perlanos? Hij besloot Perlanos te kiezen en Momo nam de spiegel in zijn hand en keek erin. Nu wist hij dat hij het effect van de spiegel ook wist te ontwijken en dat hij geen tijd meer zou verliezen met het reizen door het parllel.

Tamir stond in het midden van een grote kring. Vanaf de verhoging keek de commadant op hem neer. Meteen vielen de vierkante gelaatstrekken van de commadant Tamir op. Zijn speer lag voor hem op de grond en hij voelde de aanwezigheid daarvan door zijn lichaam stromen. “De commadant moest eens weten wat ik met die speer kan” dacht Tamir, maar hij wachtte af. De commadant staptte van de verhoging af en stapte op Tamir af en keek hem indringend aan. “Zo, een soldaat? Ben je niet wat tenger voor een soldaat”. De commadant draaide zich om enzei “breng hem na.....” verder kwam hij niet. Hij keek naar beneden en zag een punt van een speer uit zijn borst steken. Tamir rukte de speer los en sloeg met het andere uiteinde de speer de commadant in de nek. De hertog aarzelde geen moment en sprong naar voren. Nog net op tijd kon hij een zwaardslag afweren die Tamir fataal had kunnen worden. Tamir stuurde de speer met zijn wilskracht en trof keer op keer doel. Rug tegen rug stonden Tamir en de hertog te vechten voor hun leven. Plots verscheen een cirkel van vuur om hen heen. Vluchtig keek Tamir over zijn schouder en zag de hertog met zijn armen omhoog staan, het zwaard in horizontale stand in zijn hand. Zijn andere arm ging naar beneden en de cirkel werd iets wijder. De soldaten die te dicht bijstonden vlogen in brand en kronkelde over de grond. De rest deinsde achteruit. Tamir had geen tijd om zich te verbazen over de situatie of over de noordeling die nu samen met hem vocht. Zijn speer bleef met onwaarschijnlijk snelheid door de lucht vliegen. Boven het oorverdovende lawaai van het vuur en het leger van het noorden hoorden Tamir hoorngeschal. En wist dat dat de dwergenkoning was de die met zijn dwergen de poort door kwamen gestormd.

Sarah zat met haar rug tegen de muur. Haar handen en voeten waren gekneveld; een prop in haar mond belette haar om hulp te roepen. Ze kon eenigsinds ronkruipen in de ruimte maar merkte als snel dat alle twee de toegangsdeuren op slot waren. Ze zag dat het licht dat door de kieren van het houtwerk kwam afnemen. Cobaras had haar niet gelijk gedood, was hij werkelijk zo wreed. “Maar zolang ik leef is er een kans dat ze me komen zoeken” dacht Sarah maar ze wist dat het vergeefse hoop was. Iedereen had het veel te druk met de oorlog dan te zoeken naar een zoekgeraakte dochter, ook als was het dan een van de verloren kinderen. Haar gedachten gingen naar Tamir, de man die haar hart gestolen had, maar nu ver weg en onbereikbaar was.

Ze reden in gestrekte galop. Jivaco en Bosco hadden donkere mantels om zich heen geslagen om onopvallend door de nacht te kunnen rijden. Hun stalen harnassen zouden misschien de aandacht kunnen trekken. Ze naderde de top van de heuvel en Jivaco zag de tientallen kampvuren van zijn leger voor zich opdoemen. Zijn hart ging sneller kloppen en hij spoorde zijn paard aan. Pasko voelde de opwinding van zijn Heer en volgde hem. Ze naderde het leger en werden aan de rand staande gehouden. De wachter richtte zich tot Pasko “Ik neem aan dat uw terugkomst bevestigd daar Heer Jivaco het bericht heeft ontvangen?”. Jivaco onthulde zijn hoofd en de wachter deed een paar stappen achter uit en stamelde “Heer?”. Jivaco antwoorde “Het bericht is aangekomen”. Pakso en Jivaco passeerde de wachter zonder verder commentaar. Rijdend langs de kampvuren ontstond er geroezemoes. Het bericht van Jivaco’s komst ging als een lopend vuurtje door het kamp. Tegen de tijd dat Jivaco de tent van Trivian bereikte stond het hele kamp te je juichen en zijn naam werd gescandeerd. Trivian kwam naar buiten en het kamp viel stil. Jivaco stapte af en zei “Generaal”.  Trivian antwoorde stijfjes “Heer”. Jivaco’s gezicht spleet in een grijns die overging in een lach. Trivian vloog zijn broer in de armen en de twee broers omhelsden elkaar. De soldaten begonnen weer te juichen. Jivaco en Trivian lieten elkaar los en Trivian zei “Ik wist dat u zelf zou komen toen ik dat bericht verzond” Jivaco antwoorde “Dacht je dat ik mij eigen leger niet wil aanvoeren als ik terug ga nemen van mij is”. Trivian keek zijn broer strak aan. “U bent de meest geliefde leider die Bargos ooit gehad heeft. De soldaten zullen voor u vechten en sterven. En hetzelfde geldt voor mij”.
Martijn 19 augustus 2008